Kan ik zelf beslissen of ik de alimentatie indexeer?

 

Indexcijfer alimentatie

Mogelijk heeft u het al ergens gelezen. Het indexcijfer voor alimentatie is bepaald op 6,2% voor 2024. Dit betekent dat het te betalen alimentatiebedrag met ingang van 1 januari 2024 wordt verhoogd met 6,2%.

 

Wettelijke verplichting

Het indexeren van alimentatie is geen vrije keuze maar een wettelijke verplichting. Het antwoord is dus nee. Indexering heeft namelijk tot doel om ervoor te zorgen dat de financiële bijdrage gelijke tred houdt met de algemene kosten van levensonderhoud. Deze indexering is gebaseerd op de stijging van lonen en prijzen in de samenleving en wordt jaarlijks vastgesteld door de overheid. Het doel is om ervoor te zorgen dat de ontvangende partner of kind niet achterblijft door inflatie en dat de financiële verantwoordelijkheid eerlijk verdeeld blijft.

 

Wijziging alimentatie

Inkomsten en uitgaven zijn vaak aan veranderingen onderhevig. Het is belangrijk om jaarlijks contact met elkaar te hebben en te overleggen of de eerder vastgestelde bijdrage nog reëel is. Op grond van een verandering van bepaalde omstandigheden kan het zijn dat een aanpassing van de alimentatie redelijk en/of noodzakelijk is.

 

Mediation

Komt u er samen niet uit, dan kan een advocaat-mediator helpend zijn om samen tot een oplossing te komen. Heeft u vragen hierover? Neem voor informatie contact op met mr. Maureen Setiaman.

 

 

Vaststellingsovereenkomst ontvangen?

Moet je akkoord gaan met een vaststellingsovereenkomst? Kun je een WW-uitkering krijgen als je tekent? En waar moet je op letten als je voornemens bent om een vaststellingsovereenkomst te sluiten? Lees het in de blog van onze arbeidsrechtadvocaat mr. Y. Kayabasi

Een vaststellingsovereenkomst (ook wel vso of beëindigingsovereenkomst genoemd) is een overeenkomst waarmee een werkgever en werknemer het dienstverband vrijwillig kunnen beëindigen. Een ontslagprocedure bij de kantonrechter of bij het UWV kan dan achterwege gelaten worden.

In de overeenkomst wordt vastgelegd onder welke voorwaarden het dienstverband wordt beëindigd. Denk bijvoorbeeld aan afspraken over de betaling van een ontslagvergoeding, aan ontheffing van een concurrentiebeding, uitbetaling van opgebouwde vakantiedagen, het terugbetalen van studiekosten of een vrijstelling van werkzaamheden.

Met een vaststellingsovereenkomst kun je in aanmerking komen voor een WW-uitkering. Hiervoor is onder meer de tekst van de vaststellingsovereenkomst van belang. Het is bijvoorbeeld belangrijk dat als reden voor ontslag een neutrale reden wordt opgenomen, dat het initiatief voor ontslag van de werkgever komt en dat er geen dringende reden voor ontslag aanwezig is. Daarnaast moet onder bepaalde omstandigheden ook iets worden opgenomen over herplaatsingsmogelijkheden.

Het is raadzaam om een vaststellingsovereenkomst vóórdat je tekent voor te leggen aan een deskundige. Er zijn namelijk ook gevallen waarin het tekenen van een vaststellingsovereenkomst sterk wordt afgeraden omdat bijvoorbeeld sprake kan zijn van een benadelingshandeling en dit tot afwijzing van een WW-uitkering kan leiden.

Wij kunnen je adviseren over het al dan niet tekenen van een vaststellingsovereenkomst. Ook kunnen wij namens jou de onderhandelingen met je werkgever voeren.

In veel gevallen worden de kosten van juridische bijstand vergoed door de werkgever. Voor vragen over een vaststellingsovereenkomst kun je vrijblijvend contact met ons opnemen.

 

Verdachte van moord op Xavier Durlinger (19) in Sittard vrijgelaten

Op woensdag 27 september 2023 stond de pro-forma zitting gepland in de zaak-Durlinger. Tijdens de pro-forma zitting heeft de rechter besloten dat cliënt wordt vrijgelaten. Cliënt wordt in deze zaak bijgestaan door mr. M.F.M. (Misja) Geeratz.

Het volledige artikel, welk gepubliceerd is op NOS, kunt u hier lezen:

Verdachte van moord op Xavier Durlinger (19) in Sittard vrijgelaten (nos.nl)

Bebloede rugzak, opvallende jas en verdachte telefoonbewegingen linken Merlijn C. aan dood Xavier Durlinger

Op woensdag 12 juli 2023 staat de pro-forma zitting gepland in de zaak-Durlinger. De status van het onderzoek wordt daar besproken, net als het verlengen van het voorarrest van cliënt. Cliënt wordt in deze zaak bijgestaan door mr. M.F.M. (Misja) Geeratz.

Het volledige artikel, welk gepubliceerd is in De Limburger, kunt u hier lezen:

Bebloede rugzak, opvallende jas en verdachte telefoonbewegin… – De Limburger

Mooie uitspraak voor Nul77 Skybar in Venlo

De uitbaters van restaurant Nul77 Skybar in Venlo mogen de zaak blijven exploiteren. De rechter heeft ze in het gelijk gesteld in het kort geding dat Woonwenz tegen hen had aangespannen vanwege overlast.
Nul77 Skybar werd in deze procedure bijgestaan door mr. Bleys Reijnders.
Lees hier het artikel van De Limburger:
https://www.limburger.nl/cnt/dmf20230621_93524169

Wereldvluchtelingendag🌏

Vanavond om 18.30 uur neemt mr. Jasmine Handring deel aan het “vluchtelingendebat”, in het nieuwe programma L1Arena, live-uitzending op L1. Een debat over een maatschappelijk thema dat “de gemoederen nogal bezig houdt” de laatste tijd. Vanuit haar rol als advocaat verduidelijkt zij de situatie in Nederland zodat we onze mening kunnen vormen op basis van volledige informatie.

Kortom een bijzonder debat dat je niet wilt missen. Kijk vanavond om 18.30 uur op L1, om 23.00 uur volgt een herhaling.

Nieuwe collega mr. E.M.A. Baetsen

Welkom bij Lina Advocaten Evi Baetsen

Per 1 januari 2023 is Evi gestart als advocaat-stagiaire bij Lina Advocaten. Voorheen heeft zij tijdens haar opleiding HBO-Rechten haar afstudeeronderzoek bij ons kantoor verricht. Vervolgens heeft zij aan de Universiteit van Tilburg haar pre-master Rechtsgeleerdheid met succes behaald. Aangezien zij tijdens haar stage bij Lina Advocaten veel heeft mogen zien van de strafrechtpraktijk, is haar interesse dan ook binnen het strafrecht komen te liggen. Evi heeft na haar pre-master gekozen voor de master Strafrecht, welke zij succesvol heeft afgerond.

Evi kijkt met veel plezier en uitdaging naar de toekomst binnen Lina Advocaten, waar zij zichzelf verder mag gaan ontwikkelen als strafrechtadvocaat.

In haar vrije tijd onderneemt Evi graag leuke dingen met vrienden en familie. Daarnaast houdt zij ervan om mooie reizen te maken en meer van de wereld te ontdekken.

Vandaag is ‘De dag van de scheiding’

De dag van de scheiding is een initiatief van de beroepsvereniging vFAS | Nederlandse vereniging Familie- en Erfrecht Advocaten Scheidingsmediators.
Waarom deze dag? In Nederland werd op 15 september 1796 de allereerste echtscheiding uitgesproken. De dag van de echtscheiding vindt iedere tweede vrijdag in september plaats.
Bij een scheiding komt veel kijken. Hoe zet je de eerste stap? Wat moet er geregeld worden voor de kinderen? Het doel is dat (ex-)partners zorgvuldig en respectvol uit elkaar kunnen gaan.
Indien u rechtsbijstand nodig heeft op het gebied van personen- en familierecht kunt u bij Lina Advocaten terecht. Neem gerust contact met ons op voor een kosteloos en vrijblijvend kennismakingsgesprek (info@lina-advocaten.nl of 077-3511042).

OM: versoepeling tbs van man die René Steegmans doodsloeg

Khalid Lakhlifi (37), de man die René Steegmans in 2002 in Venlo doodsloeg, mag van justitie aan de volgende fase van zijn tbs-traject beginnen. Daarbij zal hij niet langer onder toezicht staan van de tbs-kliniek, maar begeleidt de reclassering hem verder naar een terugkeer in de maatschappij.

Het volledige artikel kunt u hier lezen: https://www.1limburg.nl/om-versoepeling-tbs-van-man-die-rene-steegmans-doodsloeg

Even voorstellen: mr. J.H.A. Nieste

Met enthousiasme kunnen wij melden dat mr. Joris Nieste ons kantoor zal komen versterken. Joris heeft zich gespecialiseerd in het arbeidsrecht en heeft daarbij de laatste jaren zowel werkgevers als werknemers bijgestaan.
Daarnaast heeft Joris een gedegen kennis van het contractenrecht en ontzorgt hij graag ondernemers bij incasso, geschillen met leveranciers en afnemers en bij de keuze van de juiste bedrijfsstructuur.
Joris communiceert graag persoonlijk en duidelijk: simpel waar dat kan, complex waar dat is vereist, maar altijd begrijpelijk. Met deze uitbreiding kunnen wij als Lina Advocaten u nog breder van dienst zijn.

Alimentatie stijgt met 3%

Het indexcijfer voor 2021 is bekend gemaakt. Met ingang van 1 januari 2021 worden alle alimentatiebijdragen verhoogd met 3%. Bereken hier het nieuwe bedrag: https://lnkd.in/d33MyZn

Heeft u vragen over alimentatie? Neem geheel vrijblijvend contact op met onze familierecht-advocaten.

https://www.lbio.nl/indexering-alimentatie/

Lina Advocaten groeit!

Wij zijn per direct op zoek naar twee ambitieuze advocaten voor onze algemene praktijk, bij voorkeur met affiniteit voor personen- en familierecht, arbeidsrecht, sociaal zekerheidsrecht en strafrecht (parttime/fulltime)

 Functie-eisen:

  • Natuurlijk een afgeronde WO-opleiding Nederlands Recht
  • In ieder geval begonnen aan je beroepsopleiding
  • Bij voorkeur enige jaren relevante werkervaring
  • Je wilt en bent in staat je eigen praktijk uit te bouwen en hebt hiervoor de benodigde commerciële instelling
  • Dienstverlening en betrokkenheid staan bij jou hoog in het vaandel
  • Je bent gedreven, sociaal en betrokken

Wie zijn wij:

Ons kantoor is een groeiend en dynamisch kantoor gevestigd in het centrum van Venlo. Ons team bestaat uit 9 advocaten. Wij zijn voornamelijk gespecialiseerd op het gebied van strafrecht, letselschade, personen- en familierecht, sociaal zekerheidsrecht en arbeidsrecht. De sfeer op ons kantoor is informeel te noemen.

Wat bieden wij:

  • Een levendige en veelzijdige proces- en adviespraktijk met de mogelijkheid om je verder te ontwikkelen
  • Ruimte voor persoonlijke ontwikkeling en groei
  • Een prettige en informele werksfeer
  • Marktconforme arbeidsvoorwaarden

Sollicitatie:

Enthousiast geworden? Solliciteer vóór 20 april 2020 bij mw. E.C.M. (Emily) Joosten.
Vanzelfsprekend blijft de in ons kantoor getoonde interesse strikt vertrouwelijk.

E-mail: e.joosten@lina-advocaten.nl
Tel.: 077 – 351 10 42

 

Hoogste indexeringspercentage in jaren

Jaarlijks worden de alimentatiebedragen verhoogd met een indexeringspercentage. Inmiddels is het percentage voor 2020 bekend gemaakt en het is het hoogste percentage in jaren: 2,5%. 

Per 1 januari 2020 moeten alimentatiebetalers- en ontvangers er dus weer rekening mee houden dat de alimentatie verhoogd moet worden, ditmaal met 2,5%. 

Het jaarlijks indexeren (verhogen) van de alimentatie is standaard in de wet vastgelegd. Het moet ervoor zorgen dat de alimentatie tegemoet blijft komen aan de stijgende kosten. Hoewel het standaard is, is het mogelijk om in onderling overleg de indexering uit te sluiten. Dit kan bijvoorbeeld indien het inkomen van de betalende partij niet jaarlijks wordt geïndexeerd. Dan gaat de alimentatie steeds zwaarder drukken op het inkomen en dat is niet altijd redelijk. 

Via de website van het LBIO is het altijd makkelijk om het nieuwe bedrag aan alimentatie uit te vullen. Klik hier voor de link naar de website van het LBIO.

In memoriam – Derk Wiersum

Ook bij ons op kantoor hangt de vlag vandaag halfstok. We zijn geschokt door de liquidatie van collega‑advocaat Derk Wiersum. Met het doodschieten van een collega heeft de criminaliteit in Nederland een ongekend dieptepunt bereikt. Het is een regelrechte aanval op de rechtsstaat. Dat geldt voor alle partijen zoals rechters, officieren van justitie, advocaten, politie en journalisten. Het is triest dat iemand in de uitoefening van zijn werk als advocaat om het leven wordt gebracht. Wij moeten ons werk te allen tijde in vrijheid en veiligheid kunnen doen. Onze gedachten gaan uit naar zijn familie en naasten.

Aftrekbaarheid partneralimentatie verminderd: reden voor wijziging?

Morgen is de dag van de scheiding. Een dag waarop even extra wordt stilgestaan bij de betekenis en de gevolgen van een echtscheiding. Eén van die gevolgen is partneralimentatie. Een onderwerp dat continu in beweging is en dat echtscheidingsadvocaten flink bezighoudt. De wet Herziening Partneralimentatie komt er bijvoorbeeld aan (lees hier een eerdere blog hierover). Maar er gaat nog iets veranderen: de fiscale aftrekbaarheid van partneralimentatie. Hoe zit dat?

Bruto partneralimentatie
Partneralimentatie wordt altijd bruto betaald en ontvangen. Degene die betaalt kan dit aftrekken bij de Belastingdienst en voor de ontvanger wordt partneralimentatie gerekend tot inkomen. Het vastgelegde bedrag is dan ook altijd een brutobedrag. Hoeveel er kan worden afgetrokken is afhankelijk van de hoogte van het inkomen van de betaler. Veelal staat dit gelijk aan 52% belastingaftrek.  

Wijziging aftrekbaarheid
Vanaf 1 januari 2020 gaat de aftrekbaarheid veranderen. Het kabinet gaat de aftrekbaarheid jaarlijks verlagen van 52% in 2019 naar 37,05% in 2023. Dit betekent dus dat er netto steeds meer partneralimentatie wordt betaald. Voor de betaler wordt de partneralimentatie dus feitelijk duurder.

Wijziging partneralimentatie
Betekent dit nu dat de betaler maar moet accepteren dat de (netto) alimentatie hoger wordt? Nee, dat niet. Het wijzigen van het fiscale stelsel is reden voor wijziging van de partneralimentatie. Daarbij blijft de netto partneralimentatie weliswaar gelijk, maar wordt de bruto partneralimentatie verlaagd. Het te betalen (bruto) bedrag wordt dan dus lager.

Dit betekent wel dat het bedrag de komende jaren ieder jaar moet worden aangepast. De aftrekbaarheid wordt immers jaarlijks verlaagd tot 2023. Indien er nu nog afspraken gemaakt moeten worden is het verstandig om in het echtscheidingsconvenant op te nemen dat er jaarlijks opnieuw berekend wordt wat de bruto alimentatie gaat worden.

Vicieuze cirkel?
De maatregel maakt onderdeel uit van het Belastingplan van het kabinet. Het heeft echter veel weg van ‘schuiven met geld’. Lagere bruto partneralimentatie voor de betaler, betekent minder inkomen voor de ontvanger. Minder inkomen betekent meer toeslagen en op die manier is de cirkel weer rond. In hoeverre het dus echt een besparing gaat opleveren is de vraag. Het zal wel leiden tot de nodige alimentatiezaken is de verwachting.

Het familierecht blijft continu in beweging. Onze familierechtadvocaten zorgen dat zij op de hoogte blijven van actuele ontwikkelingen en wijzigingen. Zij staan u dan ook graag bij in het kader van de wijziging van partneralimentatie. Neem gerust contact op via 077-3511042 of info@lina-advocaten.nl.

Ouderverstoting

Het is een moeilijk en pijnlijk fenomeen dat steeds meer bekendheid krijgt: het ouderverstotingssyndroom (ook bekend als PAS: Parental Alienation Syndrome). Een paar jaar geleden was het nog een leeg begrip dat slechts door enkele mensen geroepen werd en waarmee niets werd gedaan, maar inmiddels krijgt het steeds meer aandacht en ondernemen ook rechters steeds vaker actie.

Wat is het?

Ouderverstoting doet zich vooral voor bij vechtscheidingen. De verzorgende ouder is openlijk negatief over de niet‑verzorgende ouder en op een gegeven moment wordt dit overgenomen door de kinderen. Dit kan ertoe leiden dat de kinderen niet meer naar de andere ouder willen. Uiteindelijk gaat het kind zelf geloven dat de andere ouder slecht is en dat leidt meer dan eens tot het volledig verbreken van de band tussen hen. Het kind groeit op met een negatief beeld van de andere ouder en soms gaat dit heel ver. Niet alleen de band wordt dan verbroken, maar het kind draagt actief bij aan het zwart maken van de andere ouder. In een rubriek van RTL Nieuws schreef een moeder recent een anonieme brief aan haar dochter, waarin pijnlijk duidelijk wordt hoeveel invloed het heeft op de andere ouder (klik hier voor de brief). Het is echter niet alleen moeilijk voor de verstoten ouder, maar ook voor de kinderen die er slachtoffer van zijn. Villa Pinedo heeft daarover twee (inmiddels volwassen) kinderen geïnterviewd (klik hier voor het eerste verhaal en hier voor het tweede verhaal).

Ouderverstoting doet zich voor in verschillende vormen en is niet altijd bewust. In de mildere vormen kan erger worden voorkomen door het inzetten van hulpverlening en voorlichting. In de ernstige vorm zijn er vrijwel altijd alleen verliezers. Kinderen weten op dat moment niet beter dan dat de andere ouder ‘slecht’ is, dat contact niet veilig is en zullen op enig moment zelf gaan aangeven geen contact te willen. De verstotende ouder verwijst naar de wens van het kind om geen contact te hebben en de verstoten ouder zit met een onmogelijke keuze: procederen en omgang afdwingen, met het risico dat het geen zin heeft of de verstotende ouder nog meer munitie geeft om het kind te beïnvloeden of niets doen en (later) het verwijt krijgen dat er nooit de moeite is genomen om contact te zoeken. Als kinderen op latere leeftijd achter de waarheid komen leidt het bovendien vaak tot een omkering: de ‘verstotende ouder’ wordt verstoten en de band met de ‘verstoten ouder’ wordt (met veel moeite) weer opgebouwd.

Hoe zit dat juridisch?

Rechters hebben vanuit de Hoge Raad de duidelijke opdracht om alle mogelijk middelen in te zetten om omgang tussen ouder en kind te bewerkstelligen. Daarbij wordt verwacht dat rechters ‘out of the box’ en desnoods vergaande middelen inzetten om omgang van de grond te krijgen.

In het geval van ouderverstoting is er helaas geen pasklare juridische oplossing. Meer dan eens is het geen ouderverstoting, maar is er daadwerkelijk iets aan de hand bij de andere ouder, waardoor de angst van een kind gerechtvaardigd is. Bovendien is het opleggen en koste wat kost afdwingen van omgang, terwijl dit tegen alles wat het kind voelt en wil ingaat, ook schadelijk voor een kind.

Al met al is het ook voor (familierecht)advocaten en rechters een moeilijke situatie. De verzorgende ouder roept dat dit de wens en wil van het kind is en dat contact gevaarlijk is, terwijl de niet‑verzorgende ouder roept dat de ander het kind tegen hem/haar opzet. Wanneer gaat het om ouderverstoting en wanneer is er echt iets zorgelijks aan de hand bij de ‘verstoten’ ouder? Wanneer is de expliciete wens van een kind wel gerechtvaardigd en wanneer komt het vanuit de verstotende ouder? Een pasklaar antwoord is er niet.

Wat te doen?

Bij ouderverstoting is het belangrijk dat er zo snel mogelijk actie wordt ondernomen. Voorlichting en actieve inzet van hulpverlening kan nog zorgen voor een ommekeer.

Bij de ernstige vorm van ouderverstoting leidt hulpverlening vaak niet zomaar tot verandering, omdat een kind blijvend negatief beïnvloed wordt en geen ruimte krijgt om een ander beeld van de verstoten ouder te krijgen. Zelfs als er hulpverlening wordt ingezet, zal verandering vrijwel onmogelijk zijn zolang de verstotende ouder in de buurt is. Iedere verbetering zal onmiddellijk weer teniet worden gedaan zodra het kind weer thuis is.

Ook rechters en gezinsvoogden beginnen hier actiever op in te springen. Dit heeft in de afgelopen tijd al meermalen geleid tot het uithuisplaatsen van kinderen. Op die manier kunnen kinderen zich ontwikkelen op een neutraal terrein en een eigen, onafhankelijk beeld vormen van de verstoten ouder.

Dit betekent natuurlijk niet dat rechters ‘zomaar’ een uithuisplaatsing uitspreken als er gesproken wordt over ouderverstoting. Een uithuisplaatsing is natuurlijk enorm ingrijpend voor kinderen en hier moet dan ook goed over nagedacht worden. Pas als alles is geprobeerd, er geen enkele andere mogelijkheid meer is en een kind schade ondervindt als hij/zij bij de verstotende ouder blijft wonen, wordt een uithuisplaatsing overwogen.

Onderneem actie

Het is dus belangrijk om als ouder bewust te zijn van de invloed die u heeft op de kinderen. Vermoedt u ouderverstoting? Trek dan op tijd aan de bel. De advocaten van Lina Advocaten helpen u hier graag bij.

Open spreekuur bibliotheek Venlo

Vanaf juni heeft Lina Advocaten van 15.00 tot 17.00 uur open spreekuur in de bibliotheek te Venlo.
Elke donderdag kunt u terecht van 15.00 tot 17.00 uur.

U kunt vrijblijvend binnenlopen als u een juridische vraag heeft. Eén van onze advocaten bekijkt dan of een direct advies kan worden gegeven of dat een verwijzing naar een andere advocaat of instantie nodig is.

Iedere donderdag van 15.00 tot 17.00 uur, Bibliotheek Venlo, Begijnengang 2 Venlo.

Duur partneralimentatie met ingang van 1 januari 2020 verkort naar 5 jaar

De Eerste Kamer heeft ingestemd met het initiatiefvoorstel Wet herziening partneralimentatie. Met ingang van 1 januari 2020 wordt de duur van de partneralimentatie de helft van de duur van het huwelijk met een maximum van 5 jaar.

Daarop zijn twee wettelijke uitzonderingen: langdurige huwelijken en huwelijken met jonge kinderen. Bij huwelijken langer dan 15 jaar, waarbij de leeftijd van de alimentatiegerechtigde ten hoogste 10 jaar lager is dan de AOW-leeftijd, is de duur van de partneralimentatie maximaal 10 jaar. Alimentatiegerechtigden van 50 jaar en ouder die langer dan 15 jaar zijn getrouwd, hebben recht op 10 jaar alimentatie. Deze extra maatregel vervalt na zeven jaren. Bij huwelijken met kinderen, die de leeftijd van 12 jaar nog niet hebben bereikt, wordt de duur van de partneralimentatie maximaal 12 jaar.

Op dit moment geldt een termijn van 12 jaar. Voor diegenen die in een echtscheidingssituatie zitten, kan het moment van scheiden dus grote invloed hebben op de duur van de partneralimentatie. Laat u daarom goed informeren en adviseren.

Klopt uw alimentatie?

Volgens de wet worden alle alimentatiebedragen ieder jaar met een bepaald bedrag verhoogd. Dit geldt zowel voor alimentatie die door de rechter is vastgesteld als voor alimentatie die bij overeenkomst is vastgelegd. De verhoging gaat in met ingang van 1 januari van ieder jaar. Het percentage waarmee de alimentatie moet worden verhoogd wordt jaarlijks vastgesteld. Voor 2019 is dit bepaald op 2%.

 

Niet iedereen is van deze jaarlijkse verhoging op de hoogte. Bent u de afgelopen jaren vergeten om de alimentatie te verhogen? Op de site van het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen wordt dit eenvoudig voor u berekend: https://www.lbio.nl/indexering-alimentatie/

 

Bent u van mening dat uw alimentatiebedrag niet meer klopt? Volgens de wet kunt u vragen om de alimentatie te wijzigen als er sprake is van een wijziging van omstandigheden. Neem gerust vrijblijvend contact op met ons kantoor voor meer informatie hierover.

CD van jou, CD van mij…..of toch van ons allebei? Hoe zit het nu sinds 1 januari 2018?

Sinds 1 januari 2018 geldt het nieuw huwelijksvermogensrecht. Voor diegenen die na die datum trouwen (zonder het maken van huwelijkse voorwaarden) geldt de beperkte gemeenschap van goederen. Voor die tijd gold de algehele gemeenschap van goederen.

 

Wat is het verschil?

In de beperkte gemeenschap van goederen valt niet meer alles in de gemeenschap. Maar wat wel en wat niet?

In de gemeenschap vallen:

  • alle inkomsten, bezittingen en schulden die de echtgenoten tijdens het huwelijk krijgen of maken;
  • alle eigendommen en schulden die voor het huwelijk al gemeenschappelijk

Dus… alle inkomsten, bezittingen en schulden die voor het huwelijk privé waren, blijven ook tijdens en na het huwelijk privé. Een ander verschil is dat erfenissen en schenkingen niet meer automatisch in de gemeenschap vallen. Bij een echtscheiding hoeft u dus minder te delen.

 

Haken en ogen

Het lijkt eenvoudig, maar er zijn toch wat haken en ogen. Zo kan het zijn dat u voor het huwelijk samen een woning hebt gekocht, waarbij het eigendom niet gelijk verdeeld is, bv 30%-70%. Omdat de woning voor het huwelijk gezamenlijk eigendom was, valt de woning in de gemeenschap en zijn de echtgenoten ieder voor de helft gerechtigd. Bij een echtscheiding verdeelt u dus niet naar de oorspronkelijke verhouding 30-70, maar in de verhouding 50-50. Dit geldt ook voor schulden. Bij een echtscheiding kan het dus zijn dat u juist meer moet delen dan u had gedacht.

Ook zal een goede administratie nodig zijn om bewijsproblemen te voorkomen. Het komt immers vaker voor dat tijdens het huwelijk privévermogen samenvloeit met gezamenlijk vermogen. Bijvoorbeeld een (privé) spaarrekening waarop na verloop van tijd ook gezamenlijk spaargeld wordt gestort en waarvan zowel privéuitgaven en gezamenlijke uitgaven worden betaald. Welk saldo mag u dan nog als privévermogen claimen als u 10 jaar later gaat scheiden?

 

Ondernemers

Ook voor ondernemers wordt het anders. Als u al een onderneming hebt voor het huwelijk, valt die onderneming niet in de gemeenschap. Volgens de nieuwe regeling moet er dan vanuit de onderneming een redelijke vergoeding aan de gemeenschap worden betaald voor de kennis, vaardigheden en arbeid die de echtgenoot/ondernemer voor de onderneming heeft aangewend. Wat een redelijke vergoeding is, is weer afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het geval, waarbij er rekening wordt gehouden met het loon dat al uit de onderneming is ontvangen. Als ondernemende echtgenoot kunt u dus niet zonder meer alle winst binnen het bedrijf oppotten en zo buiten de gemeenschap houden.

 

Scheiden

Een op de drie huwelijken eindigt in een echtscheiding. Goed juridisch advies voor en ook tijdens het huwelijk kan een hoop onverwachte problemen voorkomen. Wilt u meer informatie? Neem gerust contact op voor een vrijblijvend gesprek.

Ook de geboorteakte genderneutraal?

Er is tegenwoordig veel te doen over genderneutraliteit. Zijn gescheiden mannen en vrouwen toiletten nog wel van deze tijd? Passen uitspraken als ‘Beste dames en heren’ nog wel? Moet kleding genderneutraal zijn? Het taboe over genderneutraliteit wordt steeds verder doorbroken. Rechtbank Limburg, locatie Roermond, heeft recent een uitspraak gedaan die daaraan bijdraagt.

 

Geboorteakte

Tot nu toe is het standaard mogelijk om ten aanzien van het geslacht in een geboorteakte ‘man’ of ‘vrouw’ op te nemen. Als het medisch gezien niet mogelijk is om het geslacht vast te stellen, dan kan in de geboorteakte worden opgenomen dat ‘het geslacht van het kind niet kan worden vastgesteld’. Hiervan wordt aangenomen dat dit alleen kan ten tijde van de geboorte van een kind. Dit zou niet meer op latere leeftijd kunnen worden opgenomen als blijkt dat iemand zich zowel geen man als vrouw voelt.

Inmiddels is algemeen bekend dat sommige mensen zich geen man of vrouw voelen. Dit is niet altijd medisch te verklaren. Het gaat juist om hoe mensen zich voelen: hun ‘genderbeleving’.

 

Uitspraak Rechtbank Limburg

De zaak die voorlag bij de Rechtbank Limburg was een perfect voorbeeld van genderbeleving.

 

Casus

De belanghebbende is in 1961 geboren en aangegeven als ‘man’. In de puberteit werd duidelijk dat hij zich helemaal geen jongen voelde. Met medische behandelingen is hij een vrouw geworden en hierop werd de geboorteakte aangepast. Toen bleek echter dat zij zich ook geen vrouw voelde. De belanghebbende heeft absoluut geen identiteitscrisis, maar voelt zich geen man en ook geen vrouw. En hoewel de maatschappij hier steeds meer voor open staat, is de wet daar nog niet op ingericht.

Belanghebbende is naar de rechter gestapt omdat zij wil dat de (kromme) juridische werkelijkheid in overeenstemming komt met de feitelijke werkelijkheid. Zij wilde niet dat er op haar geboorteakte ‘man’ of ‘vrouw’ stond, maar wilde een derde genderkeuze. Bijvoorbeeld ‘man noch vrouw’ of een ‘X’. Indien dat allemaal niet mogelijk was, heeft ze de Rechtbank gevraagd om dan ten minste te bepalen dat op de geboorteakte vermeld zou worden dat het geslacht niet kon worden vastgesteld.

 

Overwegingen Rechtbank Limburg

De Rechtbank heeft een mooie overweging geschreven met een afweging van de maatschappelijke ontwikkelingen en de juridische ontwikkelingen (internationaal, Europees en in Nederland).

Internationaal (wereldwijd) gezien moeten Staten er alles aan doen om te zorgen dat een door iemand zelfgekozen genderidentiteit kan worden uitgedragen. Hierbij wordt ook specifiek benoemd dat geboorteaktes en identiteitsbewijzen hiermee moeten overeenstemmen. Ook binnen Europa is dit het uitgangspunt. In een resolutie van 2015 (waar Nederland vóór heeft gestemd) wordt aangegeven dat het mogelijk moet zijn om een derde genderaanduiding ‘X’ op te nemen in de identiteitspapieren.

Hoewel er in Nederland absoluut ontwikkelingen zijn op het gebied van genderneutraliteit biedt de wet simpelweg niet de mogelijkheid om een ‘X’ als genderaanduiding op te nemen in de geboorteakte en identiteitsbewijzen. De rechter was wat dat betreft dan ook aan handen en voeten gebonden. De Rechtbank maakt echter wel duidelijk dat zij van mening is dat het gaat om de genderbeleving en dat er eigenlijk een mogelijkheid zou moeten zijn om een ‘X’ te laten opnemen. De rechter werkt om de juridische belemmeringen heen en geeft aan dat het belang van de belanghebbende op juridische erkenning van haar genderidentiteit zwaarder moet wegen dan het handhaven van de wettelijke regelgeving. Aangezien de rechter geen ‘X’ kan laten opnemen, beslist zij dat de geboorteakte gewijzigd moet worden en dat moet worden opgenomen dat ‘het geslacht niet is kunnen worden vastgesteld’.

 

Afsluitend

In de uitspraak van de Rechtbank Limburg wordt uitgebreid ingegaan op de ontwikkelingen van de afgelopen jaren en manieren waarop internationaal en nationaal wordt geprobeerd om genderneutraliteit een plek te geven.

 

Benieuwd naar de hele uitspraak? Deze is hier te vinden.

 

Voor eventuele vragen hierover of andere familierechtelijke zaken ben ik per mail en telefonisch bereikbaar.

Compensatie transitievergoeding bij zieke werknemers; wetsvoorstel aangenomen  

Op 10 juli 2018 heeft de Eerste Kamer ingestemd met het wetsvoorstel waarin de compensatie van de transitievergoeding bij ontslag na langdurige arbeidsongeschiktheid is geregeld. Werkgevers kunnen naar verwachting per 1 april 2020 een compensatie vragen voor deze transitievergoeding.

Transitievergoeding

Sinds 1 juli 2015 heeft een werknemer recht op een transitievergoeding bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever, als deze minimaal twee jaar heeft geduurd. De bedoeling van de vergoeding is het compenseren van het ontslag en het vergemakkelijken van om de overgang naar ander werk. Ook bij ontslag wegens langdurige ziekte (na twee jaar ziekte) is de transitievergoeding verschuldigd.

Al sinds de invoering van de transitievergoeding wordt te verplichting om deze te betaling bij beëindiging van een dienstverband wegens langdurige ziekte als onrechtvaardig ervaren. Immers, werkgevers dienen voorafgaand aan zo’n beëindiging ook al twee jaar (70% van) het salaris van de werknemer door te betalen en ervoor te zorgen dat de re-integratie van zo’n werknemer goed verloopt. De hoge kosten die een werkgever toch al moet maken voor een zieke werknemer zijn voor de (voormalige) regering aanleiding geweest om na te gaan of de regeling omtrent de transitievergoeding op bepaalde punten zou moeten worden aangepast. Het daaruit voortvloeiende wetsvoorstel is nu aangenomen.

 

Regeling

Na inwerkingtreding van de nieuwe regeling (naar verwachting per 1 april 2020) ontvangen werkgevers een compensatie voor de betaalde transitievergoeding bij beëindiging van een dienstverband wegens langdurige ziekte. De vergoeding wordt betaald door het UWV en gefinancierd vanuit het Algemeen werkloosheidsfonds. Daar staat wel een verhoging van de premie tegenover. De vergoedingsregeling krijgt terugwerkende kracht tot en met 1 juli 2015, hetgeen betekent dat ook reeds betaalde transitievergoedingen voor vergoeding in aanmerking komen.

Let op: een eventuele periode van een verlengde loondoorbetalingsplicht vanwege een opgelegde loonsanctie door het UWV wordt niet meegenomen bij de berekening van de compensatiehoogte. Ook in dit kader is het dus zaak om als werkgever aan uw verplichtingen, voortvloeiende uit de Wet Poortwachter, te voldoen.

 

Voorbereidingen

UWV zal gaan beslissen over de aanvraag voor compensatie. UWV zal een aanvraagformulier beschikbaar stellen waarmee werkgevers compensatie kunnen aanvragen. Hierbij zullen in ieder geval de volgende documenten moeten worden aangeleverd:

  • De arbeidsovereenkomst;
  • Documenten waaruit blijkt dat de arbeidsovereenkomst is beëindigd wegens langdurige arbeidsongeschiktheid;
  • Loonstroken waarop staat vermeld welk loon tijdens ziekte is betaald;
  • De berekening van de transitievergoeding en bewijs van betaling daarvan.

Het is dus van belang om te beschikken over de genoemde documenten ten aanzien van werknemers die na 1 juli 2015 uit dienst zijn gegaan wegens langdurige ziekte. U heeft voor deze oude gevallen na de inwerkingtreding van het wetsvoorstel (naar verwachting 1 april 2020) zes maanden de tijd om de vergoeding aan te vragen.

Heeft u vragen over de compensatieregeling, dan kunt u uiteraard contact opnemen met ons kantoor.

Vanaf 1 januari 2019 nieuwe aanpak vechtscheidingen bij Rechtbank Limburg

Deze week hebben onze familierechtadvocaten een bijeenkomst bijgewoond over het ‘Uniforme Hulpaanbod’: een pilot bij de Rechtbank Limburg voor een nieuwe aanpak van vechtscheidingen. Een uitzonderlijke samenwerking tussen Rechtbank, gemeenten, Raad voor de Kinderbescherming en jeugdhulpverleners met de hoop om vechtscheidingen in de kiem te kunnen smoren en blijvende schade bij kinderen te voorkomen of in ieder geval te beperken.


Huidige situatie

Op dit moment duurt het vaak lang voordat de noodzakelijke hulpverlening kan worden ingeschakeld. Het traject naar de Rechtbank toe is vaak al lang en vervolgens duurt het nog weken voordat er een beslissing is. Vaak gaat de Raad voor de Kinderbescherming dan eerst nog onderzoek doen en al snel zijn we een jaar verder voordat hulpverlening aan bod komt. In dat jaar hebben ouders alle tijd om conflicten hoger op te laten lopen en gebeurt er weinig om hen weer nader tot elkaar te brengen.

Zelfs als tijdens de zitting direct wordt besloten om een hulpverleningstraject in te zetten moet er vaak nog zes weken gewacht worden op de beschikking van de Rechtbank, waarna het meestal nog enkele weken duurt voordat deze bij de juiste instantie ligt. Pas dan kan er gestart worden met het inplannen van de afspraken, omdat er anders problemen zijn met de financiering. Dit betekent dus dat er alweer maanden verstreken zijn voordat het traject überhaupt wordt gestart.


Uniform hulpaanbod

Dat moest anders: snellere hulpverlening met een kortere doorlooptijd. Geen makkelijke opgave, want het vereist een samenwerking tussen alle gemeentes, jeugdhulpinstanties, rechtbanken en de Raad voor de Kinderbescherming. Maar het is gelukt: 1 januari 2019 start de pilot ‘Uniform Hulpaanbod’.

Wat gaat dat betekenen? Als er sprake is van een vechtscheiding waarbij hulpverlening noodzakelijk en zinvol is, kan er versneld worden doorverwezen naar een hulpverleningstraject. Meteen tijdens de zitting wordt een formulier ingevuld. Dit formulier gaat naar de Raad voor de Kinderbescherming en als er geen (zwaarwegende) contra‑indicaties zijn wordt het formulier binnen twee weken doorgestuurd naar de juiste jeugdhulpverleningsinstantie. Deze plant binnen vijf werkdagen een intake in, die uiterlijk binnen drie tot vijf weken moet plaatsvinden. Vanaf de zitting verstrijken er nog steeds enkele weken, maar dat is al aanzienlijk minder dan enkele maanden en de hoop is dat dit het verschil gaat maken.


Jeugdhulpverlening

Aan het Uniform Hulpaanbod doen verschillende trajecten mee: BOR (Begeleide omgangsregeling), KuK (Kinderen uit de Knel), KIES (coaching voor kinderen in vechtscheidingen) en OnS (Ouderschap na Scheiding). Afhankelijk van de situatie wordt het meest geschikte traject gekozen. Alle trajecten zijn erop gericht dat ex‑partners in de toekomst als ouders kunnen samenwerken, zodat kinderen hierin niet worden belast. De trajecten vragen een enorme toewijding van de ouders. Bij sommige trajecten spelen ook de kinderen een actieve rol.

Alle hulpverleningstrajecten duren zes tot zeven maanden en de Rechtbank wacht het resultaat van het traject af. Als het traject onverhoopt niet positief kan worden afgerond zal de Raad voor de Kinderbescherming alsnog een onderzoek gaan doen. Hiervoor hoeft de zaak niet opnieuw terug te komen bij de Rechtbank. Ook dat is een versnelling van de procedure.


Onze rol

Wij als advocaten hebben natuurlijk ook een rol in deze pilot. Wij informeren onze cliënten over de mogelijkheden, de verschillende soorten trajecten, de inhoud daarvan en ondersteunen onze cliënten waar mogelijk gedurende het hulpverleningstraject.

De pilot gaat op 1 januari 2019 van start en zal in ieder geval twee jaar duren, met de hoop natuurlijk dat het succesvol blijkt te zijn.

Mocht u meer informatie willen, benieuwd zijn naar de mogelijkheden en of een traject in uw situatie kan helpen, dan kunt u contact opnemen met ons via telefoon of e-mail.

Het opzegverbod bij ziekte voor aanvang van een ontbindingsprocedure, nadat het UWV de gevraagde ontslagvergunning heeft geweigerd.

Als een arbeidsplaats komt te vervallen wegens bedrijfseconomische redenen dan is toestemming van het UWV vereist voor het opzeggen van de arbeidsovereenkomst van de betreffende werknemer. In het geval het UWV deze toestemming weigert, bestaat sinds de inwerkingtreding van de WWZ de mogelijkheid om binnen twee maanden ná de weigering de kantonrechter te verzoeken om tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst over te gaan. De meeste werkgevers weten wel dat tijdens ziekte van een werknemer een ontslagverbod geldt, maar hoe moet hiermee worden omgegaan als de werknemer zich pas ziekmeldt nádat de ontslagaanvraag bij het UWV is ingediend?

De UWV-procedure

Wanneer een werknemer zich ziekmeldt nadat een werkgever toestemming heeft gevraagd aan het UWV om de arbeidsovereenkomst op te zeggen, dan geldt in principe dat – bij verlening van de ontslagvergunning – het opzegverbod niet geldt. Er kan in dat geval dus tot opzegging van de arbeidsovereenkomst worden overgegaan.

De ontbindingsprocedure

Maar wat nou als het UWV weigert om toestemming voor ontslag te verlenen en de werkgever een ontbindingsprocedure wenst te starten bij de kantonrechter? De ziekmelding heeft in dat geval plaatsgevonden vóórdat de procedure bij de kantonrechter is gestart. Betekent dit dan dat de kantonrechter niet kan overgaan tot ontbinding in verband met het geldende opzegverbod wegens ziekte? Kortom, herleeft het opzegverbod?

De rechtspraak

Het antwoord op deze vraag is niet eenduidig. Het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch heeft geoordeeld dat, voor eventuele toepasselijkheid van een opzegverbod wegens ziekte, het moment bepalend is waarop het verzoek door de kantonrechter is ontvangen en niet het moment waarop de aanvraag om een ontslagvergunning door het UWV is ontvangen. De rechtbank Limburg bleek het hier niet mee eens. De kantonrechter vindt het niet passend dat een opzegverbod tijdens ziekte – dat niet van toepassing is als de ziekmelding heeft plaatsgevonden nadat de aanvraag bij het UWV is ingediend en het UWV wél toestemming verleent voor opzegging – in de weg kan staan aan ontbinding van de arbeidsovereenkomst indien de ziekmelding heeft plaatsgevonden nadat de aanvraag bij het UWV is ingediend en het UWV geen toestemming verleent voor opzegging.

Conclusie

Totdat de Hoge Raad een oordeel velt over deze kwestie, zal de rechtspraak mogelijk uiteenlopen, zodat werkgevers er tot die tijd verstandig aan doen om risico’s te beperken. Zo is het bijvoorbeeld aan te raden om eerst de UWV-procedure te starten, voordat de werknemer hiervan op de hoogte wordt gebracht. Om het opzegverbod wegens ziekte in een eventuele procedure bij de kantonrechter te voorkomen, kan het zelfs aangewezen zijn om, tegelijkertijd met de aanvraag van een ontslagvergunning bij het UWV, een verzoek ‘voor zover vereist’ bij de rechtbank in te dienen. Dit voor het geval de werknemer zich tijdens of na de UWV procedure, maar vóór de start van een eventuele procedure bij de rechtbank, ziek meldt.

Heeft u vragen over het opzegverbod bij ziekte, neem dan contact op met ons kantoor.

Wat mag u als werkgever wel of niet melden over de persoon van de werknemer die bij een nieuwe werkgever heeft gesolliciteerd?

Regelmatig komt het voor dat een werknemer tijdens een sollicitatieprocedure referenties doorgeeft, met wie vervolgens contact wordt opgenomen door de potentiële nieuwe werkgever. Wat mag u als oud-werkgever in die gevallen wel en juist niet vertellen over uw voormalig medewerker? Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft zeer recent een interessante uitspraak gedaan die over dit thema gaat.

Casus

In genoemde uitspraak gaat het om de vraag of een voormalig werkgever onrechtmatig heeft gehandeld (en in strijd met de AVG) door negatieve informatie te verstrekken over een sollicitant. Het hof heeft daarbij overwogen dat als uitgangspunt te gelden heeft dat, wanneer een sollicitant in een sollicitatieprocedure een voormalig werkgever aanwijst als referent, hij daarmee toestemming geeft voor het afgeven van gegevens over zijn persoon en zijn functioneren. Deze informatie kan zowel positief als negatief voor de persoon in kwestie uitpakken.

Wanneer de werknemer wil dat geen negatieve referentie wordt afgegeven over zijn persoon of functioneren, dan moet hij dat vooraf duidelijk aangeven. Dit is wettelijk zo bepaald (artikel 7:656 lid 3 BW).

De voormalig werkgever kan op zijn beurt een afweging maken of hij als referent nog wel een referentie af wíl geven. Immers, hij dient een zo concreet mogelijk beeld van de betrokken persoon aan de nieuwe werkgever te verstrekken. Doet hij dit niet en houdt hij noodzakelijke informatie achter, dan zou dit kunnen worden betiteld als onzorgvuldig handelen en mogelijkerwijs jegens de (nieuwe) werkgever aansprakelijkheid opleveren voor eventuele schade (artikel 7:656 lid 5 BW).

Samengevat

Als de werknemer géén voorbehoud heeft gemaakt over eventuele negatieve informatie die de persoon zou kunnen raken, dan kunt u als (voormalig) werkgever gerust ook die informatie aan de potentiële nieuwe werkgever verstrekken.

Heeft uw (voormalig) werknemer wél uitdrukkelijk zo’n voorbehoud gemaakt, dan is mijn advies om dit ook expliciet aan de potentiële nieuwe werkgever kenbaar te maken en daarbij te vermelden dat het u niet is toegestaan om eventuele negatieve informatie aangaande de persoon of het functioneren van de werknemer te vermelden. Heeft u vragen over dit onderwerp, neem dan vrijblijvend contact op met ons kantoor.

 

Hoe lang kan de officier van justitie een strafzaak laten liggen voordat de rechter daar consequenties aan verbindt?

Regelmatig bellen cliënten met de vraag hoe het met hun zaak staat; het is immers al een paar maanden geleden dat ze op het politiebureau waren en ze hebben nog steeds niets van justitie gehoord. Hoe lang kan dat duren? En mag dat allemaal?

De Wet

In de wet staat niet zo veel over de tijd die justitie heeft om een onderzoek af te ronden of een beslissing te nemen over of er vervolgd gaat worden en een zaak voor de rechter zal worden gebracht. Niet zoveel is eigenlijk nog te veel: er zijn geen wettelijke termijnen. Dit betekent dat de officier van justitie (OvJ) geen haast hoeft te maken met het uitbrengen van een dagvaarding (de uitnodiging om bij de rechter te komen om je te verantwoorden). De enige termijn die we hebben is “een redelijke termijn”. Wat is dat dan?

Een voorbeeld: iemand heeft 100 hennepplanten thuis staan en de politie constateert dit. Ze houden de bewoner van het pand aan en op het politiebureau maakt de politie proces-verbaal op. De bewoner mag aan het eind van de dag weer naar huis met de mededeling dat hij nog wel hoort van de zaak.

En dan wordt het stil..

In de tussentijd stuurt de politie het dossier naar het Openbaar Ministerie, waar de OvJ een beslissing neemt over of de verdachte vervolgd zal worden. Ook kan de beslissing zijn dat de verdachte een strafbeschikking krijgt aangeboden (zie mijn eerdere blog). Daar gaat blijkbaar wat tijd overheen want het is geen uitzondering dat het een jaar duurt voordat er weer iets gebeurt.

En dan blijft het lang stil..

Na drieënhalf jaar krijgt de verdachte een dagvaarding en moet hij bij de rechter komen. De verdachte is boos: “dat is toch niet normaal? Ik ben al verder gegaan met mijn leven en dan komt dat nog!”

De Jurisprudentie: de redelijke termijn

De redelijke termijn is ontwikkeld in de jurisprudentie, zijnde uitspraken van rechtbanken en de Hoge Raad en is gebaseerd op artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). In het kort komt het erop neer dat een zaak binnen 2 jaren moet zijn afgedaan, waarbij die termijn begint zodra de verdachte er weet van krijgt dat justitie tegen hem strafvervolging instelt. Er zijn wel wat mitsen en maren; als een zaak bijvoorbeeld erg ingewikkeld is dan mag het wat langer duren en bij minderjarigen hanteert de rechter een veel kortere termijn.

 

Er zijn eigenlijk niet echt gevolgen verbonden aan het overschrijden van de redelijke termijn. De rechter kan er gevolgen aan verbinden, maar het hoeft dus niet! De Hoge Raad (HR) heeft uitgemaakt dat de rechter bij overschrijding van de redelijke termijn een lagere straf kan opleggen, als tegemoetkoming in de richting van de verdachte. Maar als het aan de HR ligt moet de rechter iemand altijd veroordelen, dus al duurt het 5 of 10 jaar!

De praktijk

In de praktijk zien we dat rechters en rechtbanken het niet zomaar eens zijn met de HR: de rechtbanken en rechters willen de mogelijkheid hebben om zelf te bepalen wat een passende reactie is op de overschrijding van de redelijke termijn. Dat betekent dat de OvJ met enige regelmaat niet ontvankelijk wordt verklaard (en de verdachte dus geen straf krijgt), omdat de rechter vindt dat het gewoon te lang heeft geduurd. Meestal is er dan wel meer aan de hand: lichtere feiten, een rommelig dossier waarin eigenlijk meer onderzoek zou moeten worden gedaan of bijvoorbeeld een verdachte die zichtbaar geleden heeft onder het tijdsverloop.

De rechter is dan meestal wel zo creatief om niet alleen de redelijke termijn als reden te noemen maar bijvoorbeeld ook “het handelen in strijd met een goede procesorde, in het bijzonder het vertrouwensbeginsel” of iets dergelijks, zodat in hoger beroep de uitspraak niet zomaar van tafel geveegd kan worden.

Wat gebeurt er in ons voorbeeld? Tja, dat valt niet zomaar te zeggen. Het zal van de concrete feiten en omstandigheden afhangen welke consequenties de rechter verbindt aan het overschrijden van de redelijke termijn. Met een beetje mazzel geen straf, maar in ieder geval zal een lagere straf worden opgelegd als reactie op het getreuzel van de OvJ.

De rol van het kind (deel 3/3): de (in)formele rechtsingang

De afgelopen twee keer schreef ik over de groeiende belangstelling voor de rol van het kind in gerechtelijke procedures. Meer in het bijzonder over het kindgesprek en de bijzondere curator. Het laatste deel van dit drieluik gaat over de grootste rol die een kind kan worden gegeven: zelf naar de rechter gaan. Oudere kinderen hebben vaker de mogelijkheid om zelf (formeel) naar de rechter te gaan, maar als het gaat om kinderen een rol te geven in de rechtspraak, dan is de ‘informele rechtsingang’ belangrijk voor alle kinderen.


Waarom ‘informeel’?

Informeel dekt de lading precies. Het is namelijk niet zo dat er een officieel verzoek moet worden ingediend bij de rechtbank en er is bijvoorbeeld ook geen advocaat voor nodig. De informele rechtsingang houdt eigenlijk niets meer in dan dat een kind (ook een kind van jonger dan 12 jaar) een briefje kan sturen naar de rechter met daarin zijn of haar verzoek. Een kind kan zelfs de rechter bellen. De rechter gaat dan afwegen of er iets met het verzoek moet worden gedaan.


Wat kan een kind vragen?

De vraag is dan natuurlijk wat er aan de rechter kan worden gevraagd. Om een paar voorbeelden te geven:

  • een kind kan de rechter vragen om iemand te benoemen die zijn of haar belangen behartigt (een bijzondere curator);
  • een kind kan de rechter vragen om het ouderlijk gezag aan te passen;
  • een kind kan vragen om bij de andere ouder te mogen wonen;
  • een kind kan een aanpassing van de omgangsregeling vragen of zelfs het instellen of stopzetten van een omgangsregeling;
  • een kind kan ook vragen om een omgangsregeling met zijn of haar opa en/of oma;
  • tot slot zou een kind ook kunnen vragen om een informatieregeling tussen ouders in te stellen, aan te passen of zelfs stop te zetten.

Deze punten hebben natuurlijk allemaal een grote invloed op het leven van een kind. Met de informele rechtsingang wordt de mogelijkheid gegeven aan kinderen om hier zelf de regie in te nemen en bij de rechter een procedure af te dwingen, zonder afhankelijk te zijn van hun ouders. Een belangrijke manier dus waarop zij hun stem kunnen laten horen.


Hoe gaat het verder?

Als een kind de rechter iets vraagt, dan gaat de rechter nadenken of daarmee iets moet gebeuren. Het nadeel is dat het kind geen recht heeft op een gemotiveerde beslissing van de rechter. Ook kan het kind niet in hoger beroep tegen de beslissing van de rechter. De rechter zal wel altijd serieus kijken naar het verzoek.

Als de rechter een dergelijk verzoek ontvangt, dan kan de rechter het kind uitnodigen voor een gesprek. Dit gesprek wordt alleen met het kind gevoerd. De rechter gaat dan kijken wat er met de vraag moet gebeuren. Is het bijvoorbeeld nodig om dit met de ouders te bespreken? Is er een beslissing van de rechter nodig? Soms zal de rechter het verder oppakken en de ouders vragen om naar de rechtbank te komen, maar het kan ook voorkomen dat de rechter niet beslist overeenkomstig wat het kind gevraagd heeft.

Hoewel het een ‘informele’ rechtsingang is, wordt er door de rechter serieus gekeken naar de vraag van een kind. Op deze manier kunnen kinderen hun eigen stem nog beter laten horen.


Meer informatie

Voor meer informatie kan een kind terecht op www.rechtvoorjou.nl, maar voor vragen ben ik telefonisch of per mail bereikbaar.

 

Klik op de onderstaande links om mijn eerdere blogs over de rol van het kind te lezen:
*https://www.lina-advocaten.nl/rol-kind-deel-1-3-kindgesprek/
*https://www.lina-advocaten.nl/de-rol-van-het-kind-deel-2-3-de-bijzondere-curator/

Smartengeld voor naasten en nabestaanden

Smartengeld voor naasten, dat kenden wij niet in Nederland. Wij zijn hier sowieso niet heel gul met smartengeld, zeker ten opzichte van andere Europese landen. Was u nabestaande van een overledene, dan was er voor u helemaal niets. Het is natuurlijk niet zo dat enig bedrag het verlies van uw naaste kan goedmaken of compenseren, maar als u helemaal niets krijgt dan voelt het alsof uw verlies en verdriet niet eens worden erkend.

Op 10 april 2018 is dit veranderd. Op deze datum is het wetsvoorstel Affectieschade door de Eerste Kamer aangenomen. Naasten van personen die ernstig gewond raken of nabestaanden van overledenen hebben binnenkort (vanaf 1 januari 2019) recht op een vorm van smartengeld onder de naam “affectieschade”.

Hoeveel dan?

Het bedrag dat u krijgt wordt bepaald aan de hand van de verschillende categorieën, waarin nabestaanden en naasten vallen. De hoogte van het bedrag hangt verder af van de soort gebeurtenis. De vergoeding voor naasten of nabestaanden van een slachtoffer van een misdrijf zijn iets hoger dan bij een slachtoffer van een ongeval of een medische fout. De categorieën zijn duidelijk opgenomen in de wet, zodat altijd duidelijk is welk bedrag u dient te ontvangen. Kort gezegd liggen de vergoedingen tussen € 12.500 en € 20.000.

Wie betaalt dat?

In principe dient de aansprakelijke partij de vergoeding voor affectieschade te betalen, zoals deze ook de schade van het slachtoffer zelf moet betalen. In het geval van een verkeersongeval zal dit over het algemeen de verzekeraar zijn van degene die schuld heeft aan het ongeval. Bij een mishandeling moet de dader de vergoeding betalen. In de praktijk zal dit hetzelfde worden afgehandeld zoals nu de schade van een slachtoffer wordt geregeld.

Eindelijk…

De letselschadepraktijk pleit al jaren voor het invoeren van een regeling voor affectieschade, maar tot april 2018 heeft geen enkel wetsvoorstel de gang door de eerste en tweede kamer gered. Gelukkig is dit nu veranderd en zullen naasten en nabestaanden van slachtoffers vanaf 1 januari 2019 de erkenning krijgen die ze verdienen. Zoals minister Dekker zei: de vergoeding van affectieschade kan het leed van naasten en nabestaanden niet wegnemen, maar wel erkenning en genoegdoening bieden en hopelijk helpen bij de verwerking.

Mocht u vragen hebben over affectieschade, neemt u dan vrijblijvend contact op met ons kantoor. Wij helpen u graag.

Bent u als werkgever voorbereid op de nieuwe AVG?

Zoals u waarschijnlijk bekend is op 25 mei 2018 de Algemene Verordening Gegevensverwerking (AVG) in werking getreden. Heeft dit voor u als werkgever consequenties met betrekking tot het verwerken van de gegevens van uw personeel?

Gewone en bijzondere persoonsgegevens
In de nieuwe AVG wordt een onderscheid gemaakt tussen gewone en bijzondere persoonsgegevens. Onder algemene persoonsgegevens wordt onder meer verstaan naam, geboortedatum, leeftijd, adres en opleidingsniveau van werknemers. Onder de bijzondere persoonsgegevens zijn onder meer te vatten de gegevens met betrekking tot ras en etnische afkomst, politieke opvattingen, religieuze en levensbeschouwende overtuigingen en een eventueel lidmaatschap van een vakbond. Ook kunnen daaronder vallen gegevens met betrekking tot iemands seksuele gedrag of geaardheid, eventuele geestelijke afwijkingen etc. Hoe moet u deze gegevens nu verwerken?

Gerechtvaardigd verwerkingsdoel
U mag als werkgever deze persoonsgegevens verwerken indien er sprake is van een zogenaamd onbepaald uitdrukkelijk onomstreden en gerechtvaardigd verwerkingsdoel. Als werkgever dient u zich te houden aan de identificatieplicht; immers, u moet salaris kunnen uitbetalen en u moet persoonsgegevens kunnen doorgeven aan diverse derden, zoals verzekerings- en pensioenmaatschappijen etc. Verwerking is een ruim begrip. Hieronder valt onder meer het verzamelen, het vastleggen, het opslaan, het bijwerken en het wijzigen alsook het vernietigen van allerlei persoonsgegevens.

Rechten van werknemers
De AVG geeft ook werknemers meer rechten, zoals het recht op informatie inzage en het verkrijgen van een kopie, het recht op rectificatie, het recht op gegevenswissing (“right tot be forgotten”) en het recht om niet onderworpen te zijn aan geautomatiseerde besluiten. Het is als werkgever dus zaak om uw personeelsdossier te controleren en na te gaan of juist met de persoonsgegevens van uw personeelsleden wordt omgegaan.

Meldingsplicht
Op basis van de AVG heeft u als werkgever een meldingsplicht bij datalekken. Van datalekken is sprake als er persoonsgegevens verloren zijn gegaan of onrechtmatig zijn verwerkt (bijvoorbeeld verstuurd naar een verkeerde instantie). U dient dit, na constatering daarvan,  binnen 72 uur te melden bij de AP (Autoriteit Persoonsgegevens).

Grote werkgevers
Op basis van de AVG zijn bepaalde werkgevers ook verplicht tot het bijhouden van een register van verwerkingsactiviteiten. Dit geldt voor werkgevers met meer dan 250 werknemers, die gegevensverwerking niet incidenteel maar op regelmatige basis uitvoeren c.q. laten uitvoeren en bijzondere gegevens verwerken (denk daarbij aan ziekenhuizen, verzekeringsmaatschappijen, onderwijsinstellingen etc.).

Tip
Bewaar enkel wat noodzakelijk is. Schoon uw bestand regelmatig op en check het huidige bestand op eventuele datalekken.

De Eerstejaars Ziektewetbeoordeling door het UWV

U heeft geen werkgever en bent bijna één jaar ziek. In dat geval krijgt u te maken met de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWB) door het UWV. De Eerstejaars Ziektewetbeoordeling bestaat uit een gesprek met een verzekeringsarts en, indien deze verzekeringsarts mogelijkheden ziet tot het verrichten van arbeid, een arbeidsdeskundige. Daarna beslist het UWV of uw Ziektewetuitkering stopt of nog maximaal één jaar doorloopt. Als uw uitkering doorloopt, dan zal het UWV bij twee jaar arbeidsongeschiktheid beoordelen of u in aanmerking komt voor een WIA-uitkering.

Toets

Bij de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling wordt uw situatie anders beoordeeld dan bij de aanvraag om een Ziektewetuitkering. Bij de aanvraag wordt er getoetst of u uw eigen werk, het werk dat u voorafgaand aan uw ziekte of ww-periode deed, nog kunt verrichten. Bij de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling wordt gekeken naar uw mogelijkheden tot het verrichten van gangbare arbeid en wat u daarmee zou kunnen verdienen. Indien de conclusie is dat u meer dan 65% kunt verdienen van het salaris dat u voor uw ziekte verdiende, dan stopt uw Ziektewetuitkering. Het gaat hierbij om uw theoretische verdiencapaciteit; u moet vervolgens zelf aan de slag om deze te gaan benutten.

Eigen risico dragen en Eerstejaars Ziektewetbeoordeling

Ook indien u uw Ziektewetkering ontvangt van uw voormalig werkgever in verband met het feit dat deze eigen risico drager is, voert het UWV de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling uit. U ontvangt dus ook in dit geval een beslissing over de voortzetting van uw uitkering van het UWV.

Niet eens met Eerstejaars Ziektewet-beoordeling? Maak bezwaar!

Als u het niet eens bent met de beslissing kunt u daartegen binnen de bezwaartermijn bezwaar maken. Dit moet schriftelijk en kunt u in principe zelf doen. Het is echter verstandig om een specialist in te schakelen die u kan adviseren en een bezwaarschrift voor u kan indienen. Het gaat immers om uw inkomen!

Heeft u vragen over of krijgt u op korte termijn te maken met de Eerstejaars Ziektewet-beoordeling of heeft u misschien al een beslissing ontvangen en wilt u hiertegen bezwaar maken, dan kunt u contact opnemen met ons kantoor. Wij adviseren u graag over de mogelijkheden.

Lina Advocaten - In het nieuws: Advocaten Blad april 2018: Non Stoppers

Advocaten Blad: Non-stoppers

Lina Advocaten - In het nieuws: Advocaten Blad april 2018: Non Stoppers

Guus Lina, advocaat bij Lina Advocaten in Venlo, wordt in augustus 68 maar moet niet aan stoppen met werken dénken.’Mijn passie is mijn drijfveer.’

Lees het complete artikel (pdf)

Bron: advocatenblad.nl

De rol van het kind (deel 2/3): de bijzondere curator

De vorige keer schreef ik over de groeiende belangstelling voor de rol van het kind in gerechtelijke procedures binnen het familierecht. Toen had ik het over het kindgesprek, maar kinderen krijgen een nog belangrijkere stem in de procedure door het inschakelen van een bijzondere curator. Waar ouders vaak ieder een eigen advocaat hebben, komt de bijzondere curator op voor de belangen van het kind. Dit is als het ware de advocaat van het kind.

 

Wanneer is een bijzondere curator nodig?

Een bijzondere curator wordt niet zomaar voor ieder kind ingeschakeld. Dit gebeurt alleen als er een discussie is tussen de ouders onderling, waardoor het belang van het kind zodanig in de knel komt dat er geen andere oplossing meer is. Ook wordt een bijzondere curator benoemd als een kind zelf een conflict heeft met een ouder of voogd.

 

Wie kan om een bijzondere curator vragen?

Soms beslist de rechter uit zichzelf dat er een bijzondere curator moet komen, maar de benoeming kan ook worden verzocht. Ouders, pleegouders, voogden en voogdijinstellingen kunnen om een bijzondere curator vragen. Maar veel belangrijker: het kind kan hier ook zelf om vragen. Als een kind een discussie heeft met zijn of haar ouders, dan kan dit kind zelf aan de rechter vragen om een bijzondere curator te benoemen.

Ieder kind kan een verzoek doen door een simpel briefje of een e-mail te versturen naar de rechtbank in de buurt. Het kind moet dan toelichten wat er speelt en waarom hij of zij wil dat er een bijzondere curator wordt benoemd. Dit is een ‘informeel verzoek’. De rechter zal afwegen of hij het ‘informele verzoek’ in behandeling neemt. Kinderen vanaf 12 jaar kunnen ook een ‘formeel verzoek’ indienen door middel van een verzoekschrift. De rechter moet dit in behandeling nemen en hierop beslissen.

 

Hoe gaat het verder?

Als de rechter besluit om het verzoek in behandeling te nemen, dan volgt er een zitting. Hiervoor worden het kind, de ouders, pleegouders en/of voogden uitgenodigd. Hier wordt verder besproken wat er aan de hand is en waarom een bijzondere curator nodig is. De rechter neemt dan uiteindelijk een beslissing over of een bijzondere curator wordt aangewezen.

 

Wie is de bijzondere curator?

Vaak is een bijzondere curator een advocaat, maar dat hoeft niet altijd. In principe beoordeelt de rechter wie het meest geschikt is. In uitzonderlijke gevallen kunnen er ook twee bijzondere curatoren worden aangewezen.

 

Wat doet de bijzondere curator?

De bijzondere curator voert gesprekken met het kind, directbetrokkenen en derden uit de omgeving van het kind (bijvoorbeeld school of een gezinsvoogd). De bijzondere curator stuurt vervolgens een verslag naar de rechter. In dit verslag geeft de bijzondere curator aan wat hij in het belang van het kind vindt. Het verslag komt terecht bij alle betrokkenen.

Stel dat de bijzondere curator een wijziging van de situatie in het belang van het kind vindt, dan kan hij hier namens het kind zelf om verzoeken bij de rechtbank.

 

Waarom een bijzondere curator?

Als een kind een conflict heeft met zijn of haar ouders, omdat hij of zij bijvoorbeeld specifieke wensen heeft over het contact met beide ouders of bij welke ouder hij of zij wil wonen, dan kan het soms lastig zijn om dit tegen de ouders te zeggen. Door het inschakelen van een bijzondere curator is een kind niet afhankelijk van de ouders om een verzoek tot wijziging van de omgang of het hoofdverblijf aan de rechter voor te leggen. Een kind kan zelf contact opnemen met de rechtbank met een mailtje of een briefje en vragen om een bijzondere curator te benoemen. Deze bijzondere curator kan dan voor de wensen van het kind opkomen.

De bijzondere curator is dus een belangrijke manier voor een kind om zijn of haar mening/wens kenbaar te maken bij de rechter. Het is zelfs een manier om zonder medewerking van de ouders een wijziging in de omgang of het hoofdverblijf te bewerkstelligen.

Kent u een kind dat met een dergelijk probleem zit? Neem dan gerust contact op als u vragen heeft.

 

Klik op de onderstaande links om mijn andere blogs over de rol van het kind te lezen:
*https://www.lina-advocaten.nl/rol-kind-deel-1-3-kindgesprek/
*https://www.lina-advocaten.nl/de-rol-van-het-kind-deel-3-3-de-informele-rechtsingang/

Even voorstellen: nieuwe collega (advocaat én mediator)!

Hallo, mijn naam is Maureen Setiaman. Na een periode van acht jaar kantoor te hebben gehouden onder de naam Valuas Advocaten ben ik sinds 1 april jl. een samenwerking aangegaan met Lina Advocaten en houd ik ook mijn kantoor daar. Ik combineer twee mooie beroepen, dat van advocaat en dat van mediator. Ook als advocaat zoek ik daarom graag naar een oplossing die voor alle partijen aanvaardbaar is. Ik ben al vele jaren gespecialiseerd in het familierecht en heb mijn praktijk nu uitgebreid met letselschade. Ik verheug mij op een mooie toekomst met mijn nieuwe collega’s!

Lezing letselschade op 12 april a.s. om 10:00 uur. Komt u ook?

Op donderdag 12 april a.s. om 10.00 uur geeft mw. mr. Susan Philippi een openbare lezing over het onderwerp ‘letselschade’.
Wat is letselschade? Welke schade kan ik vergoed krijgen? Hoe krijg ik hulp en steun bij letselschade? Op deze en meer vragen krijgt u antwoord tijdens deze gratis lezing van Lina Advocaten. U kunt ook met uw (persoonlijke) vragen terecht.

Wanneer
-donderdag 12 april a.s. van 10.00 tot 11.00 uur
-dinsdag 17 april a.s. van 19.00 uur tot 20.00 uur

Waar
Bibliotheek Venlo – Praatcafé, Begijnengang 2

Aanmelden via info@bibiotheekvenlo.nl
Toegang gratis

Bellen in het verkeer?

We weten allemaal dat het veel gebeurt en we weten ook allemaal dat het gevaarlijk is: met je telefoon bezig zijn tijdens het autorijden. Wat mag nu wel en wat mag nu niet?

Wat mag wel en wat mag niet?

Het vasthouden van je mobiele telefoon tijdens het autorijden is verboden (op grond van artikel 61a van het RVV 1990). Overigens geldt dit volgens de wet voor de bestuurder van ‘…een motorvoertuig, bromfiets, snorfiets of gehandicaptenvoertuig dat is uitgerust met een motor…’ en dus (nog) niet voor een fietser.

Dit betekent dat het om je te bekeuren niet nodig is dat je ook daadwerkelijk zit te bellen. Ook het appen of even een foto posten op Instagram, een snap sturen of je status op Facebook bijwerken is dus verboden.

Bellen in de auto op zich is niet strafbaar, zolang het maar handsfree gebeurt. Maar om te kunnen bellen moet je meestal toch je telefoon bedienen; een contact opzoeken en op bellen drukken, misschien het geluid harder zetten, mag dat dan wel?

Bedienen mag wél!

Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelde dat je wel je telefoon mag bedienen, zolang je hem daarbij niet vasthoudt. Dat betekent dat je telefoon dus in een houder moet zitten en dan mag je hem wel bedienen.

Wat was er aan de hand?

De zaak kwam voor de rechter, omdat de bestuurder van een auto naar de rechter was gestapt nu hij een boete van 230 euro had gekregen. Een agent had gezien dat hij zijn telefoon bediende terwijl hij een auto bestuurde. Die telefoon zat in een houder die vastzat aan het dashboard.

De kantonrechter die in eerste instantie hierover moest oordelen, liet de boete in stand en vond dat het niet was toegestaan om je telefoon te bedienen in de auto, ook niet als de telefoon in een houder zit. Daartoe had de kantonrechter onder andere overwogen dat onder het begrip vasthouden ook moet worden verstaan het met een hand bedienen van een telefoon terwijl deze geplaatst is in een telefoonhouder.

De automobilist liet het er niet bij zitten en ging in hoger beroep. Het gerechtshof gaf de man gelijk: de wet stelt het vasthouden van een telefoon strafbaar, zo stelt het hof. Het bedienen van een mobiele telefoon als die niet wordt vastgehouden valt daar niet onder, volgens de uitleg van het hof. Het beroep werd gegrond verklaard en de man kreeg het geld van de boete terug.

Voor de hele uitspraak zie:  http://bit.ly/2FkQchP

Heeft u vragen over deze uitspraak of heeft u wellicht zelf een boete gekregen voor het bedienen van uw telefoon in de auto en bent u benieuwd of u hier nog iets tegen kunt doen, dan kunt u natuurlijk altijd contact opnemen met ons kantoor.

Eigen schuld, dikke bult?!?

Als u letselschade lijdt ten gevolge van een verkeersongeval of een andere gebeurtenis, is het mogelijk dat op een bepaald moment wordt gesproken over “eigen schuld”. Hiermee wordt de juridische term “eigen schuld” bedoeld.

Wat betekent “eigen schuld” in het kader van letselschade?

Als u bijvoorbeeld als bijrijder in een auto zit, terwijl deze auto wordt aangereden door een andere auto, kunt u er niets aan doen dat u betrokken raakte bij dat ongeval. U zat immers rustig in de auto, terwijl de bestuurder reed.

Als eerste wordt bekeken wie “schuld” heeft aan het ontstaan van het ongeval. In dit geval gaan we er even van uit dat dat de bestuurder is van de auto, die u heeft aangereden. De verzekering van deze auto moet dan uw letselschade vergoeden. Deze verzekering is de aansprakelijke partij.

Als aansprakelijkheid vaststaat, weten we wie de letselschade moet vergoeden. De volgende stap is het uitzoeken van de vraag of er omstandigheden of gedragingen zijn, waardoor u wellicht een deel van uw letselschade zelf moet dragen.

Autogordel

Indien u tijdens het ongeval uw autogordel niet droeg, kan dit vanzelfsprekend tot gevolg hebben dat uw letsel (veel) ernstiger is dan dat het zou zijn geweest als u uw autogordel wel zou hebben gedragen. Uitzonderingen daargelaten mogen we aannemen dat dit inderdaad zo is.

De wet zegt hierover dat wanneer de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan het slachtoffer kan worden toegerekend, de vergoedingsplicht van de aansprakelijke partij wordt verminderd met een bepaald percentage. Hoe hoog dit percentage is, hangt af van de omstandigheden. Indien u uw autogordel niet draagt, kan het percentage eigen schuld oplopen tot wel 25%. Dit betekent concreet dat u maar 75% van de normaal gesproken aan u toekomende schadevergoeding daadwerkelijk krijgt. Dit kan uiteraard enorm oplopen als we praten over grote schades.

Alcoholgebruik

Een ander voorbeeld is het instappen en meerijden met iemand die alcohol heeft genuttigd. Het is een feit van algemene bekendheid dat alcoholgebruik leidt tot een verminderd reactievermogen of erger. Iedereen weet dat alcohol het rijvaardigheidsvermogen beïnvloedt. Indien u dan toch instapt en meerijdt met iemand die alcohol op heeft, dan wordt ervan uit gegaan dat u een deel eigen schuld hebt aan de door u opgelopen letselschade. In het geval van alcoholgebruik kan dit percentage oplopen tot 50% van de schadevergoeding.

Zo zijn nog meer situaties te bedenken, waarin de eigen schuld van het slachtoffer zijn of haar schadevergoeding ernstig beperkt.

De uitzondering bevestigt de regel

Het kan voorkomen dat wel sprake is van eigen schuld aan de zijde van het slachtoffer, terwijl de schadevergoeding vervolgens niet wordt gecorrigeerd naar aanleiding van andere omstandigheden. Als uw letsel bijvoorbeeld veel ernstiger zou zijn geweest als u uw autogordel wél had gedragen tijdens een ongeval waarbij u dat niet deed (eigen schuld), dan zal dat leiden tot een correctie, waardoor u toch een groter deel of de gehele 100% van de schadevergoeding krijgt.

Het ene ongeval is het andere niet

Omdat de omstandigheden van het (on)geval allesbepalend zijn, is niet zomaar te zeggen wanneer welk percentage eigen schuld in mindering wordt gebracht op uw schadevergoeding. Het ene ongeval is het andere niet en het is daarom ook niet verstandig om uw schadevergoeding met die van uw buurman te vergelijken.

De ervaring leert dat het voor een slachtoffer altijd ontzettend vervelend klinkt als de aansprakelijke partij roept dat “het slachtoffer eigen schuld heeft”. Denkt u er dan aan dat de aansprakelijke partij bedoelt dat er sprake is van een percentage juridische eigen schuld. De uitdrukking “eigen schuld, dikke bult” geldt namelijk nooit voor een slachtoffer!

Mocht u vragen hebben over eigen schuld bij letselschade, dan sta ik u als specialist op het gebied van letselschade graag te woord. U kunt altijd vrijblijvend contact opnemen.

Even voorstellen

Hallo, mijn naam is Erik Gorsselink. Sinds 1 maart 2018 werk ik bij Lina Advocaten. Na psychologie en vervolgens rechten te hebben gestudeerd in Maastricht, ben ik in 2010 gaan werken als advocaat. In het begin richtte ik mij enkel op strafzaken; inmiddels is dit uitgebreid met jeugd- en asielzaken.

Ik hou van sporten, muziek, gezelligheid en afwisseling. Mijn vrije tijd wordt dan ook met van alles opgevuld. Gitaarspelen, muziek luisteren, fotografie, fietsen, relaxen, motorrijden en nog meer. Er is genoeg te doen en te beleven.

Asielrecht….Asielzoekers… Deel II

Enige tijd geleden heb ik een blog geschreven over een jong gezin uit Soedan. Kort gezegd kwam het erop neer dat het gezin is gevlucht uit Soedan vanwege de dreiging dat hun jonge dochter van 1,5 jaar zou worden besneden. Zoals aangegeven zijn beide ouders fel tegen deze besnijdenis maar zijn zij niet in staat gebleken hun dochter te beschermen tegen deze dreiging, die afkomstig was van de familie van zowel de man als de vrouw.

In mijn vorige blog is aangegeven dat de Staatssecretaris van oordeel was dat het jonge stel in staat moet worden geacht weerstand te kunnen bieden tegen de wens van de beide families en dat zij dan ook in staat moeten worden geacht hun dochter zelf te beschermen. Zij zijn immers de ouders die bepalen of hun dochter al dan niet besneden wordt.

Tijdens het schrijven van de vorige blog lag de zaak onder de rechter. Inmiddels heeft de rechtbank uitspraak gedaan en hierna volgt dan ook, zoals beloofd, de afloop van deze zaak.

De rechtbank

In de beslissing van de rechtbank staat het volgende te lezen:

De Staatssecretaris heeft aan zijn besluit ten grondslag gelegd dat er geen sprake is van en reëel en voorzienbaar risico op handelen in strijd met artikel 3 EVRM (dit houdt in dat de Staatssecretaris van oordeel is dat er geen risico bestaat op een onmenselijke behandeling in de zin van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens) omdat de ouders zich aan de besnijdenis van hun dochter kunnen onttrekken. De ouders zijn immers bepalend voor de beslissing of hun dochter wordt besneden. Niet de beide families

Vervolgens geeft de rechtbank haar oordeel hierover:

De rechtbank is van oordeel dat de Staatssecretaris dat in dit geval onvoldoende heeft gemotiveerd. Uit informatie volgt weliswaar dat in het algemeen er voldoende aanleiding is voor dit standpunt van de Staatssecretaris maar in dit specifieke geval is onvoldoende gemotiveerd dat enkel de opvattingen van de ouders bepalend zijn. Daarbij acht de rechtbank van belang dat de dreiging voor de besnijdenis van hun dochter uit beide families komt. Ook is gebleken dat beide families al handelingen hebben gepland en uitgevoerd voor het laten besnijden van de dochter.

Zij hebben de ouders onder valse redenen naar Soedan gelokt, hebben hen uit elkaar gehaald en zijn begonnen met de voorbereidingen voor de besnijdenis zonder medeweten van de ouders, terwijl zij wisten dat de ouders hun dochter niet willen laten besnijden. Hieruit volgt dat de families de wensen van de ouders niet respecteren. De vlucht van de ouders uit Soedan heeft dat probleem vervolgens niet opgelost. Integendeel: nadat de ouders bij hun families waren vertrokken, ontvingen zij een aantal bedreigende berichten. Hieruit blijkt dat de families van de ouders vastberaden zijn om de dochter te laten besnijden. De Staatssecretaris heeft onvoldoende gemotiveerd hoe de ouders onder deze omstandigheden hun dochter tegen de besnijdenis zouden kunnen beschermen. Dat de ouders hoogopgeleid zijn en zelf konden kiezen voor hun huwelijk en voor emigratie naar de Verenigde Arabische Emiraten is onvoldoende om te concluderen dat zij zich aan de dreiging konden onttrekken.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond en de Staatssecretaris zal nieuwe besluiten op de asielaanvragen van de ouders moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak”.

En nu?

Dit betekent dat de rechtbank van oordeel is dat er een nieuwe beslissing moet komen en dat de Staatssecretaris de uitspraak van de rechtbank in acht moet nemen bij het nemen van deze nieuwe beslissing. De eerste “overwinning” voor de ouders is behaald, maar het is nu wachten op de Staatssecretaris die een nieuwe beslissing moet nemen.

De ouders zullen, zoals al eerder aangegeven, blijven vechten voor de veiligheid van hun kind en de bescherming te krijgen die zij nodig hebben.

Wederom: wordt vervolgd!

 

 

De beëindigingsovereenkomst

Er zijn verschillende manieren waarop een arbeidsovereenkomst kan worden beëindigd. Bijvoorbeeld doordat een werkgever een ontslagvergunning bij het UWV heeft gekregen om de arbeidsovereenkomst te beëindigen en vervolgens overgaat tot opzegging. Daarnaast kan de kantonrechter ook de arbeidsovereenkomst ontbinden. Verreweg de meeste arbeidsovereenkomsten worden op dit moment echter beëindigd via een zogenaamde beëindigingsovereenkomst dan wel (ook wel genoemd vaststellingsovereenkomst).

Inhoud vaststellingsovereenkomst

In zo’n overeenkomst worden onder meer de navolgende onderwerpen opgenomen:

  • Datum van beëindiging van de arbeidsovereenkomst;
  • De eventueel aan de werknemer toekomende ontslagvergoeding;
  • De verplichtingen van de werkgever tot einde dienstverband (bijvoorbeeld doorbetaling van salaris);
  • De verplichtingen van de werknemer tot einde dienstverband (al of niet vrijstelling van werk en/of het opnemen van de vakantiedagen);
  • De eindafrekening;
  • Het eventuele verval van een relatie- of concurrentiebeding;
  • De slotbepalingen, waaronder de geheimhoudingsverplichting en de finale kwijtingsregeling.

Indien u als werkgever een arbeidsovereenkomst met een werknemer wenst te beëindigen via een beëindigings-/vaststellingsovereenkomst of u als werknemer zo’n overeenkomst ter ondertekening krijgt voorgelegd dan is het van het allergrootste belang om te laten toetsen door een deskundige of de beëindigingsovereenkomst aan alle vereisten voldoet.

Aandachtspunten

Het is van belang om de zogenaamde fictieve opzegtermijn te overbruggen, zodat de werknemer na beëindiging van de arbeidsovereenkomst in aanmerking komt voor WW.

In veel gevallen is het niet mogelijk om met een zieke werknemer een beëindigingsovereenkomst te sluiten, omdat de werknemer daarbij het risico loopt dat hij geen uitkering van het UWV ontvangen in verband met een benadelingshandeling.

Als werkgever is het van belang om uitdrukkelijk in de vaststellingsovereenkomst op te laten nemen dat ten tijde van het ondertekenen van de overeenkomst de werknemer arbeidsgeschikt is.

Het is dus voor zowel werkgever als werknemer van belang en sterk aan te raden om de vaststellingsovereenkomst door een juridisch deskundige te laten opstellen dan wel op inhoud te laten toetsen.

Binnen ons kantoor zijn mr. M.N. van Geenen en mevrouw J.M.P. Custers arbeidsrechtspecialisten en daarvoor de aangewezen personen.

De rol van het kind (deel 1/3): het kindgesprek

Een veelgehoord misverstand bij ouders is dat hun kinderen vanaf 12 jaar mogen ‘kiezen’ bij wie ze wonen of hoe de omgang moet gaan. Kinderen vanaf 12 jaar worden door de rechter gehoord; zij mogen hun mening geven. De rechter is en blijft echter degene die de beslissing neemt en die kan afwijken van de wens van een kind.

De laatste jaren is er wel steeds meer aandacht voor de rol van het kind in familierechtelijke procedures. Eén van de manieren waarop dit wordt vormgegeven is het ‘kindgesprek’.


Wat is een kindgesprek?

Het woord zegt het al: een kindgesprek is een gesprek met een kind. Als er een procedure loopt, dan gaat de behandelend rechter in gesprek met eventuele minderjarige kinderen van de ouders. Dit is geen ‘verhoor’, maar een informeel gesprekje tussen een rechter en een kind.


Wanneer vindt een kindgesprek plaats?

Een kindgesprek vindt alleen plaats als er een procedure loopt. Daarbij worden kinderen vanaf 12 jaar standaard gehoord door rechters. Bij procedures over kinderalimentatie worden kinderen vanaf 16 jaar gehoord.

Steeds vaker worden echter ook kinderen jonger dan 12 jaar uitgenodigd voor een kindgesprek, als zij in staat zijn om een (weloverwogen) mening te vormen. Er is zelfs een pilot geweest waarbij kinderen vanaf 8 jaar standaard opgeroepen werden voor een kindgesprek. Voor nu is dat nog niet definitief doorgevoerd, zodat alleen kinderen vanaf 12 jaar standaard worden opgeroepen. Voor jongere kinderen kan het wel worden gevraagd aan de rechter.

Denkt u dat het voor uw kind belangrijk is om gehoord te worden door de rechter? Geef dat dan aan, zodat dit gevraagd kan worden.


De uitnodiging

Een kind krijgt zelf een uitnodiging van de rechtbank voor het kindgesprek. Deze brief is op een begrijpelijke manier geschreven en hierin wordt ook uitgelegd waarom er een procedure loopt.

Als een kind liever niet naar de rechter toe wil om zijn of haar mening kenbaar te maken, dan kan dit ook schriftelijk. Ieder kind mag een brief schrijven aan de rechter met daarin zijn of haar mening. Deze brief wordt niet naar de ouders gestuurd en deze wordt ook niet aan hen voorgelezen.


Hoe verloopt een kindgesprek?

Ook de invulling van het kindgesprek ontwikkelt zich steeds verder. Voorheen werden de kinderen in de zittingszaal gehoord, waarbij de rechter in toga zat. Hierdoor leek het soms meer op een verhoor, dan een kindgesprek. Tegenwoordig vindt het gesprek plaats in een aparte (kindvriendelijke) kamer en zit de rechter niet meer in toga.

Het gesprek is er vooral op gericht om kinderen de gelegenheid te geven om hun mening kenbaar te maken bij degene die een beslissing gaat nemen. Broertjes en zusjes hebben in principe allemaal individueel een gesprek met de rechter, maar als de kinderen dat zelf graag willen, kan het gesprek gezamenlijk plaatsvinden. De ouders zijn in ieder geval nooit bij het gesprek aanwezig.


Na het kindgesprek

Na afloop van het gesprek wordt er een samenvatting gemaakt. Deze samenvatting wordt met het kind doorgesproken en eventueel nog aangepast. Het kind mag dan ook aangeven of er dingen zijn waarvan hij of zij liever niet wil dat ouders dat horen. Tijdens de daadwerkelijke zitting vertelt de rechter kort en zakelijk aan de ouders wat het kind heeft aangegeven. Als een kind heel uitdrukkelijk heeft aangegeven dat hij of zij niet wil dat de ouders dit weten, dan zal de rechter daarmee rekening houden.

Hoewel de rechter rekening houdt met de mening van het kind, is het nog altijd de rechter die de beslissing neemt. De beslissing hoeft dan ook niet per se overeen te komen met hetgeen het kind heeft aangegeven. De rechter beslist op basis van het belang van het kind en soms is dat iets anders dan wat een kind wil.


Tot slot

De rol van kinderen wordt steeds serieuzer genomen. Er zijn zelfs al (buitenlandse) rechters die hun beslissingen op een kindvriendelijke manier schrijven, zodat kinderen begrijpen wat er is beslist en waarom dat zo is beslist. In Nederland gebeurt dit (nog) niet standaard, maar steeds vaker vraagt de rechter wel aan (één van) de ouders om de beslissing met hun kind te bespreken. Op deze manier weet het kind in ieder geval wat er is beslist en wat er met hun mening is gedaan.

Heeft u vragen over een kindgesprek? Of wilt u weten wat de rol van uw kinderen is? Neem dan gerust contact op. In mijn volgende blog vertel ik meer over de bijzondere curator die een kind kan vertegenwoordigen bij de rechtbank.

 

Klik op de onderstaande links om mijn andere blogs over de rol van het kind te lezen:
*https://www.lina-advocaten.nl/de-rol-van-het-kind-deel-2-3-de-bijzondere-curator/
*https://www.lina-advocaten.nl/de-rol-van-het-kind-deel-3-3-de-informele-rechtsingang/

Asielrecht….Asielzoekers…

Niet echt een onderwerp waar het merendeel van onze cliënten en website-bezoekers mee te maken krijgt, maar wel een onderwerp waar iedereen in Nederland een mening over heeft! Het asielrecht is een specialisme binnen ons kantoor en het is echt de moeite waard om er meer over te lezen; vandaar deze blog.

Politiek en media

In het algemeen bestaat de gedachte dat iedereen maar asiel kan krijgen en een verblijfsvergunning krijgt in Nederland. Deze gedachte wordt gevoed door de media en de politiek doordat bepaalde invloedrijke mensen in de politiek hun mening via de media delen. Ze geven ons, Nederlanders, het gevoel dat deze asielzoekers onze banen inpikken, strafbare feiten plegen en onrust veroorzaken door hun geloof (vaak de Islam) te belijden en uit te dragen. Niets is echter minder waar!

Verblijfsvergunning op grond van asiel

Wat iedereen moet weten is dat een verblijfsvergunning op grond van asiel niet snel wordt verleend. Alleen wanneer men terecht vreest voor vervolging vanwege zijn/haar ras, godsdienst, nationaliteit, politieke overtuiging of het behoren tot een bepaalde sociale groep, kan men als vluchteling worden aangemerkt. Ook als je terechte vrees hebt voor een onmenselijke behandeling in je land van herkomst, kun je een verblijfsvergunning krijgen op grond van asiel.

De Immigratie- en Naturalisatie Dienst (IND) neemt, namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, een beslissing op deze asielaanvragen. We kennen allemaal de grote hoeveelheid Syriërs die een verblijfsvergunning krijgen vanwege de oorlog in Syrië en we vinden het over het algemeen gelukkig ook terecht dat deze mensen in Nederland de bescherming krijgen die ze in hun eigen land missen. Maar de verhalen van mensen uit andere, vaak onbekendere landen, worden vrijwel nooit besproken in de media.

Graag wil ik hierna dan ook een zaak bespreken die aandacht nodig heeft, omdat we allemaal een dochter, een zoon, een broer, een zus of een vader of moeder zijn en we vooral vanuit dat oogpunt eens moeten kijken naar de asielzoeker.

Uit de praktijk

In deze zaak, welke uiteraard niet is verzonnen en daadwerkelijk op dit moment speelt, gaat het om een jong stel uit Soedan met een zoontje van 4 jaar en een dochtertje van 1,5 jaar oud. Ze zijn afkomstig uit Soedan maar wonen tijdelijk in de Verenigde Arabische Emiraten omdat hij een baan heeft aldaar. Ze hebben het goed en zijn gelukkig samen. Totdat ze plotseling tijdens een vakantie een telefoontje krijgen van zijn familie dat zijn vader op sterven ligt in Soedan. Ze breken hun vakantie met het gezin meteen af en reizen met spoed naar Soedan. Daar aangekomen blijkt er niets aan de hand te zijn met vader; het gezin is naar Soedan “gelokt”. Wat blijkt: de familie wil dat het dochtertje van 1 jaar oud wordt besneden, zoals alle andere vrouwen in beide families ook besneden zijn.

Het jonge stel wil en kan hier echter niet mee instemmen. De vrouw is zelf als jong meisje besneden en is daardoor voor haar leven getekend; ze is verminkt en zal hier haar hele leven de gevolgen van ondervinden. In het verleden heeft zij zelfs een zusje verloren doordat zij bij de besnijdenis teveel bloed had verloren. De familie onderneemt echter tijdens hun verblijf in Soedan allerlei acties waarmee zij de besnijdenis voorbereiden. Het stel is bang en vreest voor het leven van hun kind; de ouders zijn bang dat de familie het meisje meeneemt en laat besnijden tegen hun wil. De families van de man als de vrouw staan als één front tegenover het jonge stel dat daardoor geen kant op kan; ze hebben geen keus dan te doen alsof ze instemmen. Die nacht vlucht het gezin…en vervolgens komen ze aan in Nederland…

Beslissing IND

Ik denk dat vrijwel iedereen het met mij eens zal zijn dat deze mensen hier de bescherming moeten krijgen waar zij om vragen. Helaas denkt de Staatssecretaris daar anders over. Die vindt dat het jonge stel in staat moet worden geacht om hun dochter te beschermen tegen de invloeden van de families en de gemeenschap in Soedan. Zij kunnen als ouders voorkomen dat hun dochter besneden wordt als zij dit willen, aldus de Staatssecretaris.

Het lijkt erop dat we in ons land vergeten zijn wat de invloed kan zijn van familie, van een gemeenschap. Er was een tijd dat die invloeden ook bij ons zo groot waren. Bij ons is dit weliswaar veranderd, maar in sommige landen en culturen zijn deze invloeden onverminderd groot. Iedere ouder zal bevestigen dat hij ver zou gaan voor de veiligheid van zijn kind. Daar doe je alles voor, dus ook alles achterlaten wat je lief is; je huis, je baan, je familie en je land. Alles om je kind de bescherming te bieden dat het nodig heeft. Dat is precies wat ook dit jonge stel heeft gedaan.

En daar staan ze dan, in Nederland, een land van verdraagzaamheid, saamhorigheid, en rechtvaardigheid. Althans dat denken we allemaal. De ouders worden echter keihard afgewezen en worden geacht terug te keren naar Soedan en hun kind zelf te beschermen tegen deze vreselijke dreiging te worden verminkt. Wat mij betreft onbegrijpelijk.

De zaak ligt nog bij de rechter. U begrijpt dat deze mensen zich niet kunnen neerleggen bij de beslissing van de Staatssecretaris en dat zij ook in juridische zin ver zullen gaan om de bescherming te krijgen die hun kind nodig heeft!

Wordt vervolgd dus….

 

Eigen risicodrager worden voor de Ziektewet; de voor- en nadelen

Als een werknemer zich ziekmeldt betaalt u als werkgever maximaal twee jaar het loon door. Daarnaast bent u verantwoordelijk voor diens re-integratie. In sommige gevallen heeft een werknemer recht op een Ziektewetuitkering. Dit geldt onder andere voor werknemers die ziek uit dienst gaan of net na beëindiging van het dienstverband ziek worden. Als u ervoor kiest om eigenrisicodrager te worden voor de Ziektewet dan betaalt u voor deze gevallen minder premie, maar als een werknemer ziek wordt betaalt niet het UWV maar ú de Ziektewetuitkering van uw (ex)werknemer.

Wat houdt het eigenrisicodrager schap precies in?

Als eigenrisicodrager voor de Ziektewet betaalt u zelf de Ziektewetuitkering voor uw (ex)werknemers die daar bij ziekte recht op hebben. Dit geldt dus ook – en met name – voor werknemers die niet meer bij u werken, omdat ze ziek uit dienst zijn gegaan na een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd of omdat ze binnen vier weken na beëindiging van het dienstverband ziek zijn geworden. U bent zelf verantwoordelijk voor het te voeren preventie- verzuim- en re-integratiebeleid, samen met een door u in te schakelen bedrijfsarts of arbodienst. In ruil daarvoor betaalt u minder premie.

Rol UWV

Het UWV controleert of u als werkgever de aan het eigenrisicodrager schap verbonden taken goed uitvoert. Doet u dit niet, dan kan dit ertoe leiden dat het UWV de werkzaamheden overneemt en de daaraan verbonden kosten bij u in rekening brengt.

U bent als werkgever niet bevoegd om formele beslissingen af te geven over bijvoorbeeld het beëindigen, schorsen of verlagen van een Ziektewetuitkering. Dit doet het UWV, nadat u de beslissing heeft voorbereid, het UWV daartoe strekkende stukken ter hand heeft gesteld en het UWV uw verzoek heeft getoetst. Indien de werknemer het niet eens is met een dergelijke beslissing, dan kan deze daartegen bezwaar maken en wordt de procedure bij het UWV gevoerd. U als werkgever wordt in deze procedure aangemerkt als belanghebbende.

Voordelen

Eigenrisicodrager worden voor de Ziektewet kan voor u als werkgever leiden tot kostenbesparingen. Immers, u betaalt een lagere premie. Daarnaast heeft u meer controle over het re-integratietraject van uw zieke werknemer en kan dit wellicht effectiever worden ingezet, waardoor de zieke werknemer mogelijk sneller herstelt en zijn werkzaamheden kan hervatten.

Nadelen

Voor het zelf uitvoeren van de Ziektewet is kennis vereist van de Ziektewet. Het is uiteraard mogelijk om deze in te kopen, maar ook daar zijn (hoge) kosten aan verbonden. Daarnaast moet u een eigen verzuimadministratie voeren en eventueel uw contract voor arbodienstverlening uitbreiden. Voorts kan een lastige situatie ontstaan wanneer sprake is van een vertroebelde arbeidsrelatie tussen werknemer en werkgever en zo’n werknemer gaat ziek uit dienst. In dat geval blijven werkgever en werknemer immers op elkaar aangewezen totdat de werknemer hersteld is. De ervaring leert dat dit de re-integratie niet ten goede komt.

Conclusie

Aan eigenrisicodrager schap voor de Ziektewet worden hoge eisen gesteld. Het financieel voordeel lijkt beperkt door de extra uitvoeringskosten voor u als werkgever. De omvang van uw organisatie kan daarbij ook een rol spelen. Overweegt u om eigenrisicodrager te worden? Maak dan een goede kosten-batenanalyse. Heeft u vragen over het eigenrisicodrager schap voor de Ziektewet, neem dan contact op met ons kantoor.

Ooit van richtlijnen gehoord?

Letselschade omvat, kort gezegd, gebeurtenissen waarbij mensen geestelijk en lichamelijk schade oplopen. Verkeersongevallen, arbeidsongevallen, medische fouten: dat zijn voorbeelden hiervan. Mensen kunnen tijdelijk of blijvend letsel oplopen, soms licht letsel, soms juist heel zwaar letsel, met ingrijpende gevolgen voor de persoon zelf en voor alle mensen eromheen.

Schade

Als iemand letsel heeft kan men daardoor uitvallen voor de thuisactiviteiten, zodat er huishoudelijke hulp nodig is. Er kan uitval zijn voor werk in en om het huis; dat gaat over huisonderhoud en tuinonderhoud. Een student kan studievertraging oplopen en pas later aan het werk komen. Wie letsel heeft zal merken dat er veel vervoerskosten zijn, door ritten heen er weer naar het ziekenhuis, voor behandelingen zoals fysiotherapie, of voor andere verplaatsingen.

Richtlijnen

Wie ooit te maken heeft gehad met letselschade zal hebben gemerkt dat er regelmatig naar richtlijnen wordt verwezen. De richtlijnen waar men het dan over heeft zijn de richtlijnen van de Letselschade Raad, die zijn te vinden op https://deletselschaderaad.nl/.

De letselschade Raad heeft een aantal van die richtlijnen gepubliceerd. Het zijn geen bindende regels, maar het kan houvast bieden als er discussies ontstaan over hoe sommige gevolgen en schadeposten kunnen worden ingeschat.

Let op: elk geval is anders, richtlijnen zijn niet meer dan dat, voor elk geval moet schade nauwkeurig worden geïnventariseerd en begroot.

De Letselschade Raad

De Letselschade Raad is een stichting waarbij verschillende spelers betrokken zijn, waaronder Slachtofferhulp Nederland, de ANWB en het Verbond van Verzekeraars.
De LSA, de Vereniging van Letselschade Advocaten, heeft niet zelf zitting in de raad. De advocaten zijn toehoorder, niet meer dan dat, omdat zij onafhankelijk willen blijven. Zij willen altijd de vrijheid hebben om dat te doen wat het beste voor hun cliënt is.

Conclusie

Zorg ervoor dat u een goede belangenbehartiger hebt die u uitlegt wat de mogelijkheden en de onmogelijkheden zijn, zodat de schade op een voor u zo begrijpelijk mogelijke manier in kaart wordt gebracht.

TBS

Regelmatig zijn er zaken van ons kantoor in het nieuws waarbij de Officier van Justitie tbs eist. Wat is nu tbs? Is het een straf en zo ja, is het een zware straf of juist niet? Hoe zit dat met tbs en verlof?

Wat is tbs?

Tbs is de afkorting voor ‘terbeschikkingstelling’. Er zijn twee varianten tbs: ‘tbs met dwangverpleging’ en ‘tbs met voorwaarden’.

Bij ernstige en zware misdrijven kan de rechtbank tbs opleggen als de verdachte geheel of gedeeltelijk ontoerekeningsvatbaar is. Ontoerekeningsvatbaar wil zeggen dat de verdachte een persoonlijkheidsstoornis heeft of een ernstige psychiatrische stoornis waardoor zijn gedrag hem niet (helemaal) kan worden toegerekend. Met andere woorden, hij kon in die situatie niet anders handelen en was niet in staat om zijn wil vrij te bepalen onder invloed van de stoornis.

De rechtbank kan een gevangenisstraf opleggen en tbs of alleen tbs. Krijgt de verdachte ook een gevangenisstraf? Dan start de tbs pas op het moment waarop de verdachte normaal in vrijheid had gemogen, dus na zijn straf.

Door de stoornis van de verdachte is er een grote kans dat de verdachte, als hij vrijkomt, opnieuw de fout in gaat. Om dit te voorkomen moet de verdachte behandeling krijgen en wel op zo’n manier dat de maatschappij tijdens zijn behandeling beschermd wordt. Daar is de tbs voor bedoeld.

Tbs met dwangverpleging wordt ten uitvoer gelegd in een tbs-kliniek. Niet elke GGZ-instelling is een tbs-kliniek. In het zuiden van het land is de Rooyse Wissel in Oostrum bij Venray de grootste kliniek. Klinieken hebben doorgaans wel een specialisatie, bijvoorbeeld patiënten met een verstandelijke beperking of autisme.

De tbs-maatregel kan ook voorwaardelijk worden opgelegd. Dit betekent dat de verdachte zich dient te laten behandelen en ook andere voorwaarden moet nakomen. Doet hij dat niet? Dan volgt alsnog de dwangverpleging en moet hij naar een kliniek.

De behandeling in een kliniek is vrijwillig en gericht op terugkeer in de maatschappij. Vrijwillig is het feitelijk natuurlijk niet, want als een patiënt niet meewerkt duurt de tbs net zo lang totdat hij wel meewerkt. Er is namelijk geen einddatum aan de tbs-maatregel. Elke 2 jaar kijkt de rechtbank naar de voortgang van de patiënt. Werkt hij niet mee? Dan volgt bijna als vanzelf verlenging van de maatregel met weer 2 jaar. Gemiddeld duurt een tbs-maatregel ongeveer 8 jaar.

Geen straf maar behandeling

Tbs is geen straf maar een maatregel, die als doel heeft behandeling van de verdachte. Wel zullen veel patiënten het als een straf ervaren: ze zitten opgesloten en het regime in de kliniek heeft, zeker in het begin, veel overeenkomsten met een gevangenis.

Verlof

Omdat de tbs-maatregel gericht is op terugkeer in de maatschappij zal de patiënt tegen het einde van zijn maatregel steeds meer vrijheden krijgen; hij gaat oefenen met die vrijheden in de maatschappij als voorbereiding op zijn terugkeer. Het begint met begeleidverlof; de patiënt gaat met 1 of 2 begeleiders buiten de kliniek bijvoorbeeld boodschappen doen. Uiteindelijk krijgt de patiënt ook onbegeleid verlof. Elk verlof moet worden goedgekeurd door de Minister van Justitie. Gaat het verlof goed, dan kan er transmuraal verlof worden gevraagd, dat wil zeggen verlof om buiten de muren van de kliniek te verblijven. Dat is vaak de laatste stap naar zelfstandigheid. De begeleiding vanuit de kliniek zal steeds minder worden. De laatste stap is de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel; onder voorwaarden vervalt de dwangverpleging. Houdt patiënt zich niet aan de voorwaarden? Dan komt de dwangverpleging weer om de hoek kijken. Uiteindelijk eindigt de maatregel. Er is dan vaak nog wel begeleiding door bijvoorbeeld de reguliere GGZ zoals een FACT-team.

TBS in het nieuws

De verloven van tbs-gestelden gaan meestal gewoon goed en dan horen we natuurlijk niets in het nieuws. Soms gaat het fout en heel soms gaat het ernstig fout en pleegt de tbs-gestelde opnieuw een (ernstig) strafbaar feit.

Komt een tbs-gestelde te laat of niet terug van verlof? Automatisch raakt hij dan zijn verlof kwijt en moet hij minimaal 1 jaar weer binnen de kliniek verblijven. Dat is ingrijpend en de tbs-gestelde heeft dus veel te verliezen.

Is het een goed systeem of kan het beter?

Dat is geen gemakkelijke vraag. Het huidige systeem is in ieder geval redelijk succesvol. Het aantal ex-tbs’ers dat weer de fout in gaat is lager dan het aantal ex-gevangenen dat in herhalingen valt.

Er is ook geen alternatief voor behandeling en terugkeer in de maatschappij. Natuurlijk is het ingrijpend en tragisch als een tbs’er op verlof opnieuw een ernstig strafbaar feit pleegt. Toch is dat klaarblijkelijk het risico en het gevolg van het systeem. Het is niet uit te sluiten, hetgeen we accepteren omdat er geen echt alternatief is.

Speekseltest voor drugs in het verkeer

Bijna iedereen heeft het wel eens meegemaakt: door de politie staande gehouden worden met de vraag om “even te blazen”. Een alcoholcontrole dus. Op deze manier kan de politie redelijk gemakkelijk achterhalen of een bestuurder te veel heeft gedronken om nog te mogen rijden. Het vaststellen van het gebruik van andere verdovende middelen was tot voor kort echter niet zo eenvoudig. Op 1 juli 2017 is hier verandering in gekomen.

Wiet, xtc, cocaïne, speed, heroïne, ghb ….

De aanwezigheid van deze en nog een aantal andere drugs kan worden aangetoond met een speekseltest die de politie sinds 1 juli 2017 mag uitvoeren. Als de politie vermoedt dat een bestuurder na het gebruik van verdovende middelen achter het stuur is gestapt, bijvoorbeeld doordat de bestuurder opviel door zijn rijstijl of door uiterlijke kenmerken (zoals vergrote pupillen), dan kan de test worden ingezet. Er wordt speeksel afgenomen uit de mondhoek, waarna een speciaal apparaat binnen enkele minuten aangeeft of het speeksel sporen van drugs bevat. Is dat het geval, dan is een bloedonderzoek noodzakelijk om te kijken welke hoeveelheid van deze middelen in het bloed aanwezig is. Niet iedere hoeveelheid is namelijk verboden. Voor elk van de aangewezen verdovende middelen is een grenswaarde bepaald.

Is een drug samen met alcohol of een ander verdovend middel gebruikt, dan ligt de grenswaarde lager. Een overzicht van alle aangewezen verdovende middelen en de grenswaarden zijn te vinden in het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer.

Bloedonderzoek

Het bloedonderzoek dat volgt op een positieve speekseltest, moet binnen een bepaalde tijd worden uitgevoerd. Gerekend vanaf het moment waarop aan de bestuurder is gevraagd mee te werken aan de speekseltest, heeft de politie 1,5 uur de tijd om bloed af te laten nemen. Dit mag niet door de politie zelf worden gedaan, maar dient te gebeuren door een arts of een verpleegkundige. Het gaat om twee buisjes bloed, ongeveer 20 milliliter. De buisjes worden naar een laboratorium gestuurd, waar wordt vastgesteld welke verdovende middelen in het bloed voorkomen en of de hoeveelheden hiervan hoger zijn dan de grenswaarden. De politie brengt uiteindelijk de bestuurder op de hoogte van de resultaten van het bloedonderzoek.

Verplicht

Een bestuurder is verplicht aan de speekseltest en het hierop volgende bloedonderzoek mee te werken: hiervoor kan door de hulpofficier van justitie zelfs een bevel worden gegeven. Weigert een bestuurder dan nog mee te werken dan kan alleen al op basis daarvan een geldboete en een ontzegging van de rijbevoegdheid worden opgelegd.

Tegenonderzoek

Het kan natuurlijk voorkomen dat de bestuurder het niet eens is met de uitkomst van het bloedonderzoek, bijvoorbeeld omdat er een fout zou zijn gemaakt. Daarom heeft de bestuurder het recht een tegenonderzoek te laten uitvoeren. Van dit recht moet de politie de bestuurder op de hoogte stellen op het moment dat de resultaten van het bloedonderzoek worden medegedeeld. Tot twee weken na dit moment kan de bestuurder het tegenonderzoek aanvragen. Er wordt dan nogmaals eenzelfde bloedonderzoek uitgevoerd. Hiervoor hoeft niet nogmaals bloed te worden afgenomen: voor het tegenonderzoek wordt het tweede buisje bloed gebruikt.

Gevolgen

Als uit de speekseltest en het bloedonderzoek blijkt dat is gereden onder invloed van de verdovende middelen kan dit ernstige gevolgen hebben voor de bestuurder. Zo kan een ontzegging van de rijbevoegdheid worden opgelegd. Dat betekent dat de bestuurder voor een bepaalde tijd zijn rijbewijs kwijtraakt. Ook kan het gevolgen hebben voor de aanvraag van een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG), die werkgevers vaak vragen van nieuwe werknemers. Het is daarom van groot belang dat beide onderzoeken op de juiste manier worden opgestart en uitgevoerd. Voor een bestuurder kan het dan ook verstandig zijn een advocaat in te schakelen, als een speekseltest of het bloedonderzoek is uitgevoerd en het resultaat hiervan positief is. Een advocaat kan namelijk nagaan of de politie zich aan alle regels heeft gehouden. Ook kan worden meegedacht over of een tegenonderzoek zinvol is.

Met andere woorden: wordt u gecontroleerd, in dit geval via een speekseltest voor drugs in het verkeer, neem dan contact met ons, Lina Advocaten, op voor advies en bijstand.

 

Komende wijzigingen in het arbeidsrecht op grond van de nieuwe kabinetsplannen

Het regeerakkoord bevat verschillende wetsvoorstellen c.q. maatregelen, waarbij de Wet Werk en Zekerheid (WWZ) gedeeltelijk wordt teruggedraaid of aangepast. Hieronder volgt een willekeurige greep uit deze plannen.

Transitievergoeding

In de toekomst krijgen werknemers vanaf het moment van aangaan van de arbeidsovereenkomst recht op een transitievergoeding. Nu moet een werknemer eerst twee jaar in dienst zijn geweest om bij een ontslag voor zo’n vergoeding in aanmerking te komen. Gevolg voor de werkgevers is dat er vaker dan nu het geval is een transitievergoeding verschuldigd is.

Voor werknemers die langer dan 10 jaar in dienst zijn hoeft straks een lagere transitievergoeding te worden betaald. De opbouw van de transitievergoeding voor werknemers die langer dan 10 jaar in dienst zijn wijzigt namelijk.

Ketenbepaling verlengd na 3 jaar

Werknemers krijgen in de nieuwe voorstellen na 3 jaar recht op een vast dienstverband. Onder de huidige WWZ is de maximale duur 2 jaar. Een en ander wil zeggen dat óf na drie tijdelijke contracten óf na een periode van drie jaar er een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaat.

Proeftijdbeding

Bij indiensttreding, waarbij partijen meteen een vast contract (arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd) aangaan, mag een proeftijd van maximaal 5 maanden worden overeengekomen.

Voor meerjarencontracten, die langer dan 2 jaar duren, gaat de maximale proeftijd naar 3 maanden.

Overeind blijft dat er geen proeftijd mag worden bedongen indien een arbeidsovereenkomst voor 6 maanden of korter wordt aangegaan. Bij een contract langer dan 6 maanden maar korter dan 2 jaar blijft de maximale proeftijd 1 maand.

Nieuwe ontslaggrond

Er komt een nieuwe ontslaggrond bij en wel de zogenaamde cumulatiegrond.

Dit geeft voor werkgevers de mogelijkheid om op deze grond verschillende redenen voor ontslag te combineren, wat op grond van de huidige WWZ niet mogelijk is. U kunt als werkgever dus bijvoorbeeld ontslag vragen via de kantonrechter wegens disfunctioneren én een verstoorde arbeidsrelatie.

Tot zover een willekeurige greep uit de nieuwe kabinetsplannen.

Voor werkgevers én voor werknemers bevatten deze voorstellen zowel voor- als nadelen.

Wat in uw concrete geval wijsheid is kunt u het beste voorleggen aan één van onze arbeidsrechtspecialisten.

Indexering alimentatie 2018: 1,5%

Het einde van het jaar komt weer in zicht en dat betekent dat het indexeringscijfer voor het komende jaar bekend is gemaakt. Tenzij schriftelijk anders is afgesproken worden alle alimentatiebedragen jaarlijks verhoogd met dit indexeringspercentage. Dit percentage is gelijk aan het loonindexcijfer, gebaseerd op de salarisontwikkelingen.

Indexeringspercentage

Voor 2018 is het indexeringscijfer vastgesteld op 1,5%. Indien u er dus niet voor heeft gekozen om de indexering van de alimentatie uit te sluiten, moet de door u te betalen of te ontvangen alimentatie worden verhoogd met 1,5%.

Alimentatie betalen

Betaalt u gewoon ieder jaar hetzelfde bedrag aan alimentatie als het jaar daarvoor en is de indexering niet uitgesloten? Dan moet u er rekening mee houden dat de ander dit op ieder gewenst moment alsnog kan vorderen. Het is dus verstandig om dit goed in de gaten te houden.

Het is natuurlijk mogelijk dat u de alimentatie niet meer kunt betalen, bijvoorbeeld door een wijziging van uw inkomen of door de jaarlijkse indexering. Als dit het geval is, dan kan ik u hierbij helpen. Ik kan de alimentatie opnieuw berekenen en u bijstaan in een eventuele wijzigingsprocedure bij de Rechtbank.

Alimentatie ontvangen

Als u alimentatie moet ontvangen en uw ex‑partner betaalt de jaarlijkse indexering (stelselmatig) niet, dan kunt u hiervoor het LBIO inschakelen. Het LBIO kan echter alleen ingeschakeld worden als de alimentatie al in een beschikking van de Rechtbank is opgenomen. Heeft u in overleg een afspraak gemaakt over de alimentatie en is deze afspraak nooit door de Rechtbank vastgelegd? Dan moet dit alsnog gebeuren. Ik kan u in deze procedure bijstaan, zodat u de alimentatie daarna kunt incasseren via het LBIO.

Heeft u vragen over partner- en/of kinderalimentatie? Neemt u dan gerust contact met mij op via de website, e-mail (d.haacke@lina-advocaten.nl) of telefonisch (077-351 10 42).

Affectieschade, nu eindelijk erkend?

Stel, het ondenkbare gebeurt: één van uw naasten raakt betrokken bij een (verkeers-)ongeval. Hij of zij loopt ernstig en blijvend letsel op of overlijdt zelfs aan de gevolgen van het ongeval. U hebt als naaste uiteraard ook veel verdriet ten gevolge van deze gebeurtenis. Voor u bestaat er op dit moment nog geen vorm van schadevergoeding voor het verdriet en leed dat u als naaste lijdt.

Wat is affectieschade?

Affectieschade is de schade die de naaste van ernstig en blijvend gewonde of overleden mensen lijdt. Er moet dan sprake zijn van onmiskenbaar ernstig leed, zoals in het bovengenoemde voorbeeld. Natuurlijk neemt het toe te kennen bedrag het verdriet van de naaste niet weg, maar het is een symbolische vergoeding, die voorziet in een vorm van erkenning van het toegebrachte leed en in genoegdoening, doordat de aansprakelijke persoon – de veroorzaker – dit bedrag moet betalen. Psychologen geven aan dat dit zelfs kan helpen bij het verwerken van de gebeurtenis door de naasten. Op dit moment is het nog niet mogelijk om affectieschade te claimen.

Het wetsvoorstel voor het opnemen van de vergoeding van affectieschade in de wet is op 9 mei 2017 aangenomen door de Tweede Kamer. Momenteel ligt het voorstel bij de Eerste Kamer voor verdere behandeling. Nadat een eerder wetsvoorstel is verworpen, heeft het op 16 juli 2015 ingediende voorstel nu dan toch zijn weg gevonden. Of het voorstel ook door de Eerste Kamer zal worden aangenomen zal de tijd leren.

Als het wetsvoorstel wordt aangenomen, kan niet iedereen affectieschade claimen. De kring van personen die hier een beroep op kan doen, is nauwgezet vastgelegd in het wetsvoorstel. Het betreft onder andere de echtgeno(o)t(e), geregistreerd partner, de levensgezel, kinderen, ouders en personen die in gezinsverband met de gekwetste leefden. Voor andere personen die in een nauwe persoonlijke betrekking tot de gekwetste staan of stonden, is er ook een mogelijkheid tot het verkrijgen van affectieschade.

Er zijn verschillende categorieën opgenomen, waardoor de vergoedingen tussen de € 12.500,- en € 20.000,- zullen liggen.  Dit zijn vaststaande bedragen, die afhangen van de ernst van de gevolgen van het ongeval.

Shockschade

Affectieschade moet overigens niet worden verward met shockschade, die wel al wordt erkend. Hieronder valt de schade die ontstaat doordat iemand direct geconfronteerd wordt met een ongeval of de ernstige gevolgen daarvan. Deze confrontatie veroorzaakt een hevige emotionele shock en veroorzaakt een psychiatrisch erkend ziektebeeld. Dit zijn zeer strenge eisen, die voor het vaststellen van affectieschade niet gelden.

We moeten nu wachten op de behandeling van het wetsvoorstel door de Eerste Kamer. Naar mijn mening is het broodnodig dat deze regeling voor naasten van een slachtoffer in de wet wordt verankerd. Op deze wijze wordt het verdriet van mensen die een naaste hebben verloren, of die ernstig gewond is geraakt ten gevolge van een ernstig ongeval, in de toekomst niet meer genegeerd.

Hebt u vragen over affectieschade, over shockschade of over letselschade in het algemeen? Neem dan vrijblijvend contact met mij op.

Het aandeel van de stiefouder bij kinderalimentatie

Zogenaamde ‘samengestelde gezinnen’ zijn aan de orde van de dag. Mensen die gaan scheiden vinden steeds vaker nieuw geluk in de liefde. Voor kinderalimentatie kan zo’n nieuwe liefde veel verschil maken.

Wanneer moet de stiefouder bijdragen?

Een stiefouder is pas verplicht om bij te dragen in de kosten van de kinderen, als hij of zij gehuwd is met de ouder en de kinderen bij hen wonen.

Een voorbeeld: Koen en Lisa zijn gescheiden. Hun twee kinderen wonen bij Lisa. Als Koen opnieuw trouwt verandert er niets aan de kinderalimentatie. Als Lisa een nieuwe partner krijgt, verandert er eigenlijk ook nog niets. Er verandert pas iets als Lisa met een nieuwe partner trouwt (of een geregistreerd partnerschap aangaat). Dan is haar nieuwe partner verplicht om bij te dragen.

Overigens verandert er wel iets aan de kinderalimentatie als Koen opnieuw trouwt en hij samen met zijn nieuwe partner een kind krijgt. In dat geval moet Koen niet alleen bijdragen in de kosten van zijn twee kinderen met Lisa, maar ook in de kosten van zijn nieuwgeboren kind. Hierdoor zal hij wellicht minder kinderalimentatie voor de twee kinderen met Lisa kunnen betalen.

Hoe wordt de bijdrage van de stiefouder berekend?

Stel dat Lisa opnieuw trouwt met Rik. Dan moet Rik voortaan gaan bijdragen in de kosten van de kinderen van Lisa en Koen. Hoeveel moet Rik dan bijdragen?

Voor de kinderalimentatie geldt als uitgangspunt dat de ouders en stiefouder in ‘gelijke rang’ bijdragen. Dit betekent dat Koen, Lisa en Rik naar verhouding van hun inkomens moeten bijdragen in de kosten van de kinderen. Dit zal in principe betekenen dat de door Koen te leveren bijdrage omlaag gaat en Lisa en Rik gezamenlijk aanzienlijk meer moeten bijdragen.

Hiervan kan worden afgeweken als de omstandigheden dit rechtvaardigen. Een recent voorbeeld van een afwijking is de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 15 augustus 2017. Hier had de stiefouder (in mijn voorbeeld Rik) een aanzienlijk hoger inkomen dan de ouders. Hierdoor zou de bijdrage van de stiefouder vele malen hoger zijn, dan die van de ouders zelf. Dit vond het Gerechtshof Amsterdam niet eerlijk. Om die reden week het Gerechtshof af en vond dat de stiefouder maximaal voor 1/3 moest bijdragen in de kosten van de kinderen. Op die manier werden de kosten van de kinderen toch enigszins gelijk verdeeld over de ouders en de stiefouder.

Conclusie

Een nieuwe partner en met name de beslissing om te gaan trouwen of niet, kan dus van invloed zijn op de kinderalimentatie. Bovendien is het verstandig om de kinderalimentatie via de Rechtbank te laten aanpassen. Spreekt u alleen in onderling overleg een ander bedrag af en wordt dit niet door een rechter vastgelegd, dan zou de alimentatiegerechtigde in principe altijd nog het oude alimentatiebedrag kunnen incasseren. Het is dus belangrijk om het alimentatiebedrag officieel te laten wijzigen.

Zit u in een situatie waarbij u wilt gaan trouwen of waarbij uw ex-partner getrouwd is en wilt u weten wat de gevolgen (gaan) zijn voor de kinderalimentatie? Neemt u dan gerust contact met mij op. Ik kan de alimentatie in beide situaties berekenen en u hierin adviseren.

Help, een ander land wil mijn overlevering!

Als je verdacht wordt van een strafbaar feit in een ander EU-land, dan kan dat land vragen om je over te leveren. Het doel van die overlevering is dan de vervolging voor die zaak: je zult daar voor de rechter moeten verschijnen. Ook als je al veroordeeld bent door een buitenlandse rechter kan dit land om je overlevering verzoeken, maar dan om de straf uit te zitten. Hoe gaat dit, wat gaat er gebeuren en wat is ertegen te doen?

Europees Arrestatiebevel

Binnen de Europese Unie zijn tussen landen onderling afspraken gemaakt over de strafvervolging van personen, maar ook over de executie van een straf die is opgelegd in een ander land. Word je verdacht van het plegen van een strafbaar feit in een ander EU-land of ben je daar veroordeeld, dan kan dat land een Europees Arrestatie Bevel (EAB) uitvaardigen. Dit betekent dat je binnen Europa ‘gesignaleerd staat’ en dat politiediensten je naam tegen zullen komen bij een check op bijvoorbeeld het vliegveld of tijdens een verkeerscontrole. Je zult dan worden aangehouden en gaat vervolgens in Overleveringsdetentie.

Heb je een vaste woonplaats in Nederland, dan zal de politie op enig moment aan de deur komen en je aanhouden.

Gebeurt dit in Nederland? Dan zal vrijwel direct na je aanhouding de vraag gesteld worden of je instemt met ‘de verkorte procedure’ of dat je voor ‘de normale procedure’ kiest. Het is belangrijk om geen keuze te maken voordat je met een advocaat hebt gesproken! Lang niet alle advocaten hebben ervaring met overleveringszaken, dus ben kritisch naar de advocaat toe. Heeft hij of zij geen ervaring met overleveringszaken of twijfel je over de kwaliteit van de advocaat? Doe dan een beroep op ons: bel met ons kantoor of rechtstreeks met 1 van onze advocaten.

De verkorte en de normale procedure

Indien je kiest voor de verkorte procedure doe je afstand van alle rechten die je op basis van de WETS/WOTS mogelijk hebt. Dit betekent dat je binnen enkele uren/dagen daadwerkelijk zult worden overgedragen aan de verzoekende autoriteit. Er komt dan in Nederland geen rechter aan te pas.

Voordeel: je bent razendsnel in het land dat verzocht heeft om je overlevering.

Nadelen: Je doet afstand van het specialiteitsbeginsel en een eventuele terugkeergarantie.

Wat zijn nu het specialiteitsbeginsel en die terugkeergarantie?

Het specialiteitsbeginsel betekent dat de Nederlandse rechter vaststelt voor welke feiten of welk feit je in het verzoekende land terecht mag staan. Het verzoekende land mag in dat geval geen feiten daaraan toevoegen. Dat kan dus in je voordeel zijn. Mocht het land dat verzocht heeft om je overlevering er tijdens het onderzoek in dat land achter komen dat er toch nog meer feiten zijn waarvan je verdacht wordt, dan kunnen ze je daarvoor op dat moment niet vervolgen.

Wel kan het verzoekende land aan Nederland vragen om aanvullende toestemming om je alsnog voor die andere, nieuwe feiten te vervolgen. De Nederlandse autoriteiten moeten daar dan toestemming voor geven.

De terugkeergarantie is een regeling die ervoor bedoeld is om je ervan te verzekeren dat je, nadat je eventueel bestraft bent, je straf in Nederland mag uitzitten. Voor veel landen is die garantie eigenlijk een beetje overbodig omdat die landen Nederlanders op basis van de WETS hoe dan ook terugsturen voor de executie van de straf, maar dat geldt nog lang niet voor alle landen! Los daarvan is de garantie van groot belang voor Nederlanders zonder de Nederlandse nationaliteit. Ook die kunnen onder omstandigheden aanspraak maken op de terugkeergarantie.

De conclusie is dat de verkorte procedure eigenlijk slechts in uitzonderingsgevallen een verstandige keuze is. Daarbij is het zo dat je ook tijdens de normale procedure op elk moment kunt aangeven dat je alsnog voor de verkorte procedure kiest.

Aangehouden

Ben je aangehouden op basis van een EAB, dan zul je binnen drie dagen worden overgebracht van het politiebureau waar je na je aanhouding verblijft, naar de rechtbank te Amsterdam. Daar zul je worden voorgeleid voor de Officier van Justitie of de Rechter-Commissaris. Deze zullen toetsen of de aanhouding terecht is geweest. Op dat moment kan ook een verzoek worden gedaan om de overleveringsdetentie te schorsen. Je kunt dan de behandeling van het EAB door de rechtbank in vrijheid afwachten. Er worden doorgaans wel voorwaarden verbonden aan zo’n schorsing. Het is belangrijk dat de advocaat een verzoek tot schorsing voorbereidt.

Ben je geschorst of zit je in overleveringsdetentie, dan zal de Officier van Justitie je zaak voorleggen aan de rechtbank in Amsterdam. Normaal zal de zaak dan binnen enkele weken moeten worden behandeld. De rechtbank moet dan beslissen of de overlevering wordt toestaan of niet. De rechtbank zal daarbij een aantal formaliteiten toetsen, waaronder de terugkeergarantie, en vervolgens na 14 dagen uitspraak doen. Tot het moment van de uitspraak blijf je normaliter geschorst. Op de dag van de uitspraak moet je wel aanwezig zijn. Wordt de overlevering toegestaan? Dan zal de schorsing direct worden opgeheven en zul je worden vastgenomen. De daadwerkelijke overlevering zal dan binnen 10 dagen moeten plaatsvinden. Het is dus verstandig om de nodige spullen voor je verblijf in detentie mee te nemen naar de zitting waarin je de uitspraak zult horen!

In de tussentijd

Vanaf het moment dat je bent aangehouden voor een EAB is het van belang om rekening te houden met de overleving. Je zult de zaak in dat andere land dan ook moeten voorbereiden. Het is verstandig om al een advocaat te hebben en daarmee overleg te voeren.

Wij werken samen met verschillen advocaten in verschillende landen, zodat je verzekerd bent van deskundige rechtsbijstand als je aankomt in het land dat om je overlevering heeft verzocht. Als het nodig is komt de betreffende advocaat eventueel naar Nederland voor overleg, dat dan gewoon bij ons op kantoor kan plaatsvinden. Een van onze advocaten kan daarbij aanwezig zijn, eventueel met een tolk.

Na de overlevering

Na de overlevering is het verstandig om contact te houden met ons kantoor totdat alles achter de rug is en de terugkeer in Nederland een feit is. We kunnen eventueel contact houden met de buitenlandse advocaat om bijvoorbeeld de familie op de hoogte te houden. Ook bezoeken we regelmatig cliënten in het buitenland, waarbij we samen met de buitenlandse advocaat het dossier doornemen en de zaak voorbereiden. Dat kan ertoe leiden dat we tevens aanwezig zijn bij de terechtzitting.

Overlevering is een gespecialiseerd rechtsgebied, dus zorg voor deskundige rechtsbijstand als u hiermee in aanraking komt! Heeft u vragen, neem dan contact op met ons kantoor.

 

 

Hoge Raad doet uitspraak over kindgebonden budget bij partneralimentatie

Sinds januari 2015 is er veel commotie over de wijziging van het kindgebonden budget (en de alleenstaande ouderkop) en de invloed daarvan op alimentatie. Met de uitspraak van de Hoge Raad van 9 oktober 2015 leek aan die discussie eindelijk een einde te komen, maar niets bleek minder waar. De discussie over het kindgebonden budget bij partneralimentatie laaide op. Nu heeft de Hoge Raad ook daarover duidelijkheid gegeven en lijkt de lucht eindelijk geklaard.

Wat was er aan de hand?

In januari 2015 werd het kindgebonden budget aanzienlijk verhoogd. Met de toenmalige wijze van alimentatie berekenen betekende dat dat er vaak ineens geen kinderalimentatie hoefde te worden betaald, omdat de kosten van de kinderen gedekt werden door het kindgebonden budget. Hiermee ontliep de niet‑verzorgende ouder in feite de alimentatieverplichting, terwijl de overheid daarvoor in de plaats moest voorzien in de kosten van de kinderen.

Naar aanleiding van die discussie ontstond er rechtsongelijkheid binnen Nederland, omdat de diverse rechtbanken in Nederland anders met de situatie omgingen. Hierdoor had een verzorgende ouder bij de Rechtbank Den Haag bijvoorbeeld recht op kinderalimentatie, terwijl een andere verzorgende ouder met exact hetzelfde inkomen en dezelfde omstandigheden bij de Rechtbank Roermond geen kinderalimentatie kreeg. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 9 oktober 2015 beslist dat het kindgebonden budget wordt opgeteld bij het inkomen van de verzorgende ouder en dat hiermee dus niet volledig in de kosten van de kinderen kon worden voorzien.

Discussie kindgebonden budget bij partneralimentatie

Kort daarna ontstond de discussie hoe dit kindgebonden budget dan meegenomen moest worden in de berekening van de partneralimentatie. Moest het daarvoor ook opgeteld worden bij het inkomen van de verzorgende ouder of was het dan toch een voorziening bedoeld om te voorzien in de kosten van de kinderen?

Waarom is dit relevant? Het recht op partneralimentatie bestaat alleen als de ander niet in staat is om met het eigen inkomen te voorzien in de eigen kosten van levensonderhoud. Dan is het natuurlijk wel relevant om te weten of hier het kindgebonden budget bij mag worden opgeteld. Om een voorbeeld te geven: stel dat Lisa en Tom gaan scheiden. Er wordt vastgesteld dat Lisa een behoefte heeft van € 1.500,00 netto per maand. Zij heeft een inkomen van € 1.300,00 netto per maand en ontvangt daarnaast een kindgebonden budget van € 340,00 per maand. Als het kindgebonden budget bij haar inkomen moet worden opgeteld, heeft zij in feite een inkomen van € 1.640,00 netto per maand en hiermee kan zij in haar eigen behoefte voorzien. In dat geval krijgt Lisa geen partneralimentatie. Als het kindgebonden budget niet meetelt heeft zij een inkomen van € 1.300,00 netto per maand en zou zij behoefte hebben aan een partneralimentatie van € 200,00 netto per maand.

Over het voorgaande is opnieuw rechtsongelijkheid ontstaan binnen Nederland, wat betekende dat het verschil kon maken of u een verzoek tot partneralimentatie deed bij de Rechtbank Den Haag of de Rechtbank Roermond. Dit is natuurlijk nooit de bedoeling, zodat de Hoge Raad hierover duidelijkheid heeft gegeven.

Uitspraak Hoge Raad

Bij uitspraak van 7 juli 2017 heeft de Hoge Raad het volgende besloten

“Bij het kindgebonden budget is sprake van een overheidsbijdrage van aanvullende aard, waarvan het karakter meebrengt dat die bijdrage buiten beschouwing moet worden gelaten bij het vaststellen van de behoefte van de alimentatiegerechtigde aan een uitkering tot levensonderhoud op de voet van art. 1:157 BW.”

De Hoge Raad is van mening dat het kindgebonden budget onder iedere omstandigheid ten goede moet komen aan de kinderen en moet worden gezien als inkomensondersteuning bedoeld voor de kinderen. Het is derhalve niet de bedoeling dat het kindgebonden budget ten goede komt aan de verzorgende ouder, in die zin dat het wordt meegenomen in de berekening van de partneralimentatie. Waar het kindgebonden budget bij de berekening van de kinderalimentatie dus wel wordt opgeteld bij het inkomen van de verzorgende ouder, wordt dit bij de berekening van de partneralimentatie buiten beschouwing gelaten.

Is er bij u in de afgelopen twee jaar partneralimentatie vastgesteld, waarbij rekening is gehouden met het kindgebonden budget dat u ontvangt? Neem dan contact met ons op, zodat wij kunnen kijken of het zinvol is om de partneralimentatie te wijzigen.

Europese Hof maakt korte metten met het flitsfaillissement

Om uit de problemen te komen kan een bedrijf dat in zwaar weer verkeert haar eigen faillissement in gang zetten, waarbij al voordat het bedrijf daadwerkelijk failliet wordt verklaard afspraken worden gemaakt met een nieuwe eigenaar. Na het uitspreken van dit vooraf geregelde faillissement – het zogenaamde flitsfaillissement – kon een bedrijf in het verleden heel gemakkelijk van haar personeel af. Immers, bij een faillissement gelden de regels van de ontslagbescherming niet. Dit is echter verleden tijd.

Uitspraak Europese Hof

In een recente uitspraak heeft het Europese Hof bepaald dat werknemers na een flitsfaillissement (ook wel pre-pack genoemd) net zo goed recht hebben op bescherming als personeel van een onderneming die op een normale manier wordt overgenomen. In dit geval ging het om een procedure die was aangespannen door de Vakbond en enkele medewerkers van een kinderdagverblijf, dat in 2014 failliet ging. Twee dagen na het faillissement ging het bedrijf onder een andere naam verder en werden meer dan 1000 werknemers op straat gezet!

Het hof wijst op Europese regels, waaruit blijkt dat faillissementsprocedures onder toezicht moeten staan van een bevoegde overheidsinstantie. Omdat in flitsprocedures de curator en de rechter-commissaris feitelijk buitenspel worden gezet – het faillissement wordt immers vooraf door het bedrijf zelf geregeld – voldoen deze volgens de rechters niet aan die richtlijn.

Gevolgen

Op basis van deze uitspraak van het Europese Hof moet de Nederlandse rechter nu bepalen waar de ontslagen werknemers precies recht op hebben. Het gevolg van de uitspraak van het Europese Hof is dat alle ontslagen werknemers nu nog officieel in dienst zijn bij het nieuwe bedrijf. Of ze echter (met terugwerkende kracht) recht hebben op doorbetaling van salaris is nog maar de vraag. Als voorwaarde geldt daarvoor immers in ieder geval dat de werknemers destijds kenbaar hebben gemaakt dat ze hebben willen doorwerken.

Conclusie

Hoogstwaarschijnlijk betekent de hiervoor genoemde uitspraak van het Europese Hof het einde van de zogenaamde voorgekookte flitsfaillissementen. De voordelen van zo’n geregeld faillissement ten aanzien van het beëindigen van arbeidsrelaties bestaan immers niet meer.

Heeft u te maken (gehad) met een ontslag na een flitsfaillissement, dan kunt u wellicht alsnog aanspraak maken op een ontslagvergoeding of zelfs uw oude baan terugkrijgen. Neem voor advies en vragen hieromtrent contact op met ons kantoor. Wij zijn u graag van dienst.

De strafbeschikking

Wat is een strafbeschikking?

Een strafbeschikking is een straf die opgelegd wordt door het Openbaar Ministerie voor met name veelvoorkomende strafbare feiten. Indien u een strafbaar feit heeft begaan, kan het derhalve voorkomen dat u zich niet voor de rechter hoeft te verantwoorden maar dat de officier van justitie u een straf oplegt. Een dergelijke strafbeschikking ontvangt u via een brief van het Centraal Justitieel Incasso Bureau.

De officier van justitie kan u een straf opleggen voor overtredingen en misdrijven waarvoor maximaal 6 jaar gevangenisstraf kan worden opgelegd. Te denken valt onder andere aan mishandeling, winkeldiefstal, openbare dronkenschap of rijden onder invloed van alcohol. Het verschil met een veroordeling door een rechter is echter dat de officier van justitie u geen gevangenisstraf kan opleggen.

Wat voor straf kunt u krijgen met een strafbeschikking?

De officier van justitie kan u met een strafbeschikking de volgende straffen opleggen:

  • Een geldboete;
  • Een taakstraf (maximaal 180 uren);
  • Een ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen (maximaal 6
    maanden);
  • Betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer;
  • Een gedragsaanwijzing (bijvoorbeeld een stadionverbod).

Voor veel mensen is het aantrekkelijk om akkoord te gaan met een strafbeschikking, omdat zij daarmee kunnen voorkomen voor de rechter te moeten verschijnen en zij bovendien geen gevangenisstraf opgelegd te krijgen.

Toch is het van belang en in veel gevallen zelfs lonend om niet zonder meer akkoord te gaan met een strafbeschikking.

Wat moet ik doen als ik een strafbeschikking heb ontvangen?

Wij adviseren u na ontvangst van een strafbeschikking meteen contact met ons op te nemen. Het is namelijk mogelijk om tegen deze strafbeschikking in te gaan door verzet in te stellen. De termijn voor het instellen van verzet is echter slechts 14 dagen! Het is dan ook heel belangrijk dat u zo spoedig mogelijk contact opneemt, zodat tijdig verzet kan worden ingesteld. Door het instellen van verzet tegen de strafbeschikking zal de zaak alsnog door een rechter moeten worden beoordeeld. In de praktijk is gebleken dat verzet in veel zaken lonend is.

Uit onderzoek blijkt namelijk dat de rechter de strafbeschikking in een kwart van de gevallen (25%!) volledig vernietigt! Bovendien is gebleken dat de rechter in verzetszaken gemiddeld minder dan de helft van de in de strafbeschikking opgelegde straf oplegt. Een belangrijke derde conclusie van het onderzoek is dat bij ongeveer 60% van de zaken waarin verzet wordt ingesteld, het openbaar ministerie de zaak ook daadwerkelijk voor de rechter brengt. De vraag is dus waar die andere 40% blijft. De kans is groot dat in die zaken het openbaar ministerie de zaak alsnog afdoet met een sepotbeslissing, hetgeen betekent dat er in het geheel geen straf meer wordt opgelegd.

Conclusie:

Het is absoluut zinvol om in verzet te gaan indien u een strafbeschikking ontvangt van het openbaar ministerie. Gelet op ons specialisme op het gebied van strafrecht kunnen wij u daarbij uitstekend van dienst zijn. U kunt voor het instellen van verzet ook in aanmerking komen voor gefinancierde rechtsbijstand. Het enige dat u moet doen is binnen de termijn van 14 dagen na ontvangst van de strafbeschikking contact met ons opnemen.

 

 

“Een ongeluk zit in een klein hoekje”

Een ongeluk…..

“Een ongeluk zit in een klein hoekje” is een veelgebruikt spreekwoord. Dit blijkt in de praktijk vaak te kloppen. De medische, financiële en juridische gevolgen van een ongeluk zijn echter vaak verre van klein.

Letsel

Stel u voor, u maakt op zondagavond na het eten een rustige wandeling, terwijl u bedenkt wat u morgen op uw werk allemaal gaat doen. Bij het oversteken op een zebrapad wordt u aangereden door een personenauto. U loopt ernstig letsel op en ligt enige tijd in het ziekenhuis, waarna u thuis nog verder moet herstellen. Uw loon wordt de eerste tijd doorbetaald door uw werkgever, dus het dringt nog niet helemaal door wat de financiële impact van het ongeval is. Dan beginnen de rekeningen binnen te komen. Een nota van uw zorgverzekering met het verzoek om het jaarlijkse eigen risico in één keer te betalen, apotheekkosten die niet worden vergoed en huishoudelijke hulp die moet worden betaald en die nodig is, omdat u zelf nog geen huishoudelijke taken kunt uitvoeren. En wat moet u doen met het abonnement van de sportschool, waar u nu geen gebruik van kunt maken? De financiële nasleep van het ongeval blijkt al net zo’n energie te kosten als het door u opgelopen letsel.

Schade

De nasleep van een ongeval zoals beschreven kan enorm zijn. Het inschakelen van een letselschadeadvocaat is dan ook geen overbodige luxe om u door het juridische doolhof van de letselschade te loodsen. U moet zich immers concentreren op uw lichamelijke en psychische herstel.

Uw letselschadeadvocaat onderhoudt voor u het contact met de aansprakelijke partij. Dit is bij een verkeersongeval vaak een verzekeringsmaatschappij. De verzekeringsmaatschappij wil allerlei gegevens ontvangen en wil weten welke schade u lijdt en hoe hoog deze schade is. Daarom zet uw letselschadeadvocaat samen met u de schade op een rij. Dit kan, afhankelijk van de duur van uw herstel, een behoorlijke tijd duren en behoorlijk ingewikkeld zijn. Immers, zo lang u nog niet bent hersteld, blijft de schade over het algemeen ook oplopen.

Als u op enig moment volledig bent hersteld of er is een zogenoemde ‘medische eindtoestand’, dan zal uw letselschadeadvocaat samen met u gaan bekijken hoe hoog de schade in totaal is. Het gaat dan niet meer alleen om de verschenen schadeposten waaraan “een bonnetje hangt”, de materiële schade. Ook eventuele nog te verwachten toekomstige schade, omdat u misschien niet meer helemaal zult herstellen dient te worden begroot en vergoed. Natuurlijk komt op dat moment ook het smartengeld, de immateriële schade, ter sprake.

Kosten

De kosten van een letseladvocaat worden in veel gevallen geheel door de aansprakelijke partij betaald. Dit betekent dat een letselschadeadvocaat u zelf niets kost. Hoe dit precies in uw zaak zit, zal in het eerste gratis en vrijblijvende gesprek met u worden besproken.

Vragen?

Hebt u of iemand in uw omgeving letselschade geleden en hebt u hierover vragen? Neem dan gerust contact met mij op.

Laat de huurprijs van geliberaliseerde woonruimte tijdig toetsen!

In Nederland worden huurders vergaand beschermd door de wet, de zogenaamde huurdersbescherming. Ook bij het vaststellen van de huurprijs moet de verhuurder zich houden aan wettelijke regels. Hierbij is van belang of u een niet-geliberaliseerde woonruimte of een geliberaliseerde woonruimte huurt.

Niet-geliberaliseerde woonruimte
Woonruimte is niet-geliberaliseerd als de huurprijs bij aanvang van de huurovereenkomst ligt onder de liberalisatiegrens. Op 1 januari 2016 is deze grens bepaald op € 710,68. De huurprijs wordt berekend aan de hand van een algemeen geldend puntensysteem. Wanneer sprake is van niet-geliberaliseerde woonruimte is de verhuurder gebonden aan alle wettelijke regels met betrekking tot huurprijsvaststelling en -verhoging, waardoor u als huurder dus goed wordt beschermd.

Geliberaliseerde woonruimte
Is sprake van een huurprijs die bij aanvang van de overeenkomst ligt boven de op dat moment geldende liberalisatiegrens, dan is sprake van geliberaliseerde woonruimte. Het moment waarop het contract is ingegaan is bepalend voor het wel of niet geliberaliseerd zijn en alleen huurcontracten die ná 1 juli 1994 gesloten zijn kunnen worden aangemerkt als geliberaliseerd. Staat vast dat sprake is van geliberaliseerde woonruimte, dan is het grootste gedeelte van de wettelijke huurprijsbescherming niet meer van toepassing. Wilt u weten of de door u gehuurde woonruimte geliberaliseerd is? Klik dan hier om na te gaan of de huurprijs bij het aangaan van de huurovereenkomst boven de liberalisatiegrens lag.

Toetsen van de huurprijs
De wet biedt huurders van niet-geliberaliseerde woonruimte de mogelijkheid om de huurprijs op ieder moment te laten toetsen door de huurcommissie. Gebeurt dit binnen zes maanden na het aangaan van de overeenkomst en blijkt de huurprijs te hoog, dan wordt deze met terugwerkende kracht verlaagd en krijgt u terug wat u over de eerste maanden te veel heeft betaald. Een huurverlagingsprocedure na zes maanden kent geen terugwerkende kracht.

Bij geliberaliseerde woonruimte bestaat slechts de mogelijkheid om binnen zes maanden na aanvang van de overeenkomst de huurprijs te laten toetsen door de huurcommissie; daarna staat de huurprijs vast. Blijkt bij de toetsing binnen deze termijn dat de huurprijs eigenlijk onder de liberalisatiegrens ligt, dan volgt huurverlaging en zijn gewoon alle wettelijke regels van toepassing. Is de uitkomst van de toetsing dat de huurprijs aan de hand van het puntensysteem inderdaad boven de liberalisatiegrens ligt, dan is huurverlaging niet aan de orde. In dat geval is definitief sprake van geliberaliseerde woonruimte met alle gevolgen van dien.

Conclusie
Het is nieuwe huurders van geliberaliseerde woonruimte sterk aan te bevelen om de huurprijs tijdig – binnen zes maanden na aanvang van de huurovereenkomst – te laten toetsen door de huurcommissie. De kosten hiervan zijn slechts € 25,00.

Heeft u vragen over uw huurprijs of denkt u dat deze te hoog is? Neem dan contact op met ons kantoor.

 

Nu ook letselschade bij Lina Advocaten…

Sinds mei 2017 zijn bij Lina Advocaten twee letselschadeadvocaten werkzaam, Willem Caudri en Susan Philippi. Beiden zijn gespecialiseerd in letselschade.

Willem Caudri heeft 24 jaar ervaring in dit rechtsgebied en Susan Philippi 10 jaar.

Samen behartigen wij de belangen van slachtoffers van bij voorbeeld verkeersongelukken, arbeidsongevallen en medische fouten, maar ook van mishandeling of van een hondenbeet.

Letsel kan heel naar zijn, ook als het blijvend is. Kosten en schade moeten worden vergoed, maar er kan ook van alles worden gedaan om de gevolgen te beperken en de mensen zo goed mogelijk verder te helpen.

Zorg ervoor dat je zo vroeg mogelijk deskundige begeleiding krijgt, en zorg ervoor dat je die ook echt vertrouwt.

(VERVANGENDE) TOESTEMMING VOOR EEN VAKANTIE MET DE KINDEREN

De zomervakantie komt er weer aan en dat betekent een jaarlijks terugkerend fenomeen bij gescheiden ouders: toestemming krijgen van de andere ouder voor de vakantie met de kinderen. Want met gezamenlijk gezag moeten de ouders samen beslissingen nemen over hun kinderen. Dit geldt bijvoorbeeld voor het aanmelden bij een sportvereniging, een school of voor het aanvragen van een paspoort, maar ook voor een vakantie. Als u gescheiden bent en u met uw kinderen op vakantie wilt, dan heeft u de toestemming van de andere ouder nodig. Met de zomervakantie in aantocht is het belangrijk om dit op tijd te realiseren.

Controles

Autoriteiten zijn tegenwoordig erg alert op kinderen die naar het buitenland vertrekken met slechts één van de ouders. Een autovakantie binnen de EU zorgt niet snel voor problemen, omdat er geen grenscontroles zijn. Bij een vliegvakantie wordt er echter steeds strenger gecontroleerd. Zeker als uw kinderen niet uw achternaam hebben, kunt u worden tegengehouden als u niet kunt laten zien dat de andere ouder toestemming heeft gegeven voor de vakantie. En als u daar eenmaal staat kan er niets meer geregeld worden. Wat moet u doen?

(Vervangende) toestemming

Allereerst is het belangrijk om zelf aan de andere ouder te vragen of hij/zij toestemming geeft voor de vakantie. Als er toestemming wordt gegeven, dan kan dit formulier worden ingevuld. U dient het ingevulde formulier mee te nemen als u op vakantie gaat. Daarbij is het verstandig om ook een kopie van een geldig identiteitsbewijs van de andere ouder mee te nemen.

Weigert de andere ouder om toestemming te geven, dan kunt u de rechtbank vragen om vervangende toestemming te verlenen. Deze procedure neemt vaak enkele weken in beslag, dus het is belangrijk om hier op tijd bij te zijn. In uitzonderingsgevallen kan er op korte termijn een beslissing van de rechtbank worden gevraagd, maar dan moeten er wel goede redenen zijn waarom er zo kort van tevoren om vervangende toestemming wordt gevraagd.

Belangenafweging

De rechtbank maakt altijd een belangenafweging tussen de belangen van u en uw kinderen bij de vakantie en het belang van de andere ouder bij weigering van de toestemming. Wilt u bijvoorbeeld onder schooltijd op vakantie met uw kinderen, dan kan dit een reden zijn voor de rechtbank om vervangende toestemming te weigeren. Een steeds vaker voorkomend argument is het risico op terroristische aanslagen bij bepaalde vakantiebestemmingen. Hoewel hierover nog niet veel (gepubliceerde) uitspraken zijn, lijkt het erop dat de rechtbanken aanknopen bij het reisadvies van de overheid. Geldt er geen negatief reisadvies, dan gaan de rechtbanken ervan uit dat het risico voor dat land niet groter is dan elders. In die gevallen zal de vervangende toestemming naar verwachting worden verleend.

Eenhoofdig gezag

Heeft u overigens het eenhoofdig gezag, dan mag u alleen beslissen over de vakantie. Om problemen te voorkomen is het echter wel verstandig om een uittreksel uit het gezagsregister mee te nemen, zodat u dit kunt laten zien.

Vragen?

Heeft u vragen over het voorgaande of weigert uw ex-partner om toestemming te geven voor de vakantie? Neem dan gerust contact met mij op.

‘Pluk ze!’

Regelmatig is in de krant te lezen dat de politie bij een doorzoeking van een woning geld en goederen in beslag neemt, zoals dure auto’s of jetski’s. Het kan zijn dat de politie de goederen in beslag neemt om onderzoek te doen, bijvoorbeeld omdat een goed gebruikt is bij een strafbaar feit. Het komt echter ook voor dat iets in beslag wordt genomen omdat de politie meent dat de rechter (naast een gevangenis- of taakstraf) een ontnemingsmaatregel wil opleggen.

Wat is zo’n ontnemingsmaatregel?

Een ontnemingsmaatregel is een maatregel (en dus geen straf) die de rechter kan opleggen als iemand veroordeeld wordt voor een misdrijf. Het doel van die maatregel is “het herstellen van de situatie zoals die was voor het plegen van het strafbare feit’’. De bedoeling is dus dat iemand geen geld verdient aan crimineel gedrag. “Plukze wetgeving” is de populaire naam voor de regels die het mogelijk maken om geld en goederen af te pakken.

Een voorbeeld:

Iemand heeft een hennepplantage. Voordat die plantage aan het licht komt heeft deze persoon aan eerdere oogsten al geld verdiend. Deze persoon wordt gedagvaard en moet bij de rechter komen voor de hennepplantage en de ontnemingsvordering: de Officier van Justitie vordert dat de rechter het geld dat deze persoon heeft verdiend aan de plantage, moet betalen aan de Staat.

Hoe stelt de rechter de hoogte van het bedrag vast?

Bij een hennepplantage berekent de rechter op basis van een aantal vaste waarden/getallen wat er verdiend is. Als basis daarvoor gebruikt de rechter de BOOM (Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie) rapportage. Deze rapportage gaat uit van een aantal standaard gegevens, bijvoorbeeld een vaste hoeveelheid hennepopbrengst per oogst per plantje. Belangrijk is dan natuurlijk wel dat met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat er sprake is van eerdere oogsten! Hierin speelt de advocaat vaak een belangrijke rol.

Van de opbrengst mogen vervolgens de kosten nog worden afgetrokken (kosten voor stroom, voor het gebruikte materiaal, stekjes, etc.). En dan komt er onder de streep een bedrag uit: het wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechter kan dan bepalen dat dit bedrag dient te worden betaald, naast een eventuele straf.

Bij andere misdrijven is het soms niet zo makkelijk om vast te stellen wat er precies verdiend is. De rechter mag daarom het verdiende bedrag vaststellen zonder dat daarvoor heel veel bewijs nodig is. Ook kan de rechter uitgaan van een eenvoudige “kasopstelling”; een berekening waarin staat wat iemand (legaal) in een bepaalde periode heeft verdiend en wat hij in diezelfde periode heeft uitgegeven. Is er meer geld uitgegeven dan verdiend en heeft die persoon geen verklaring voor het geld? Dan kan de rechter aannemen dat het geld met criminele activiteiten is verdiend en kan het leiden tot een ontnemingsvordering.

Hoe ga ik dat betalen?

Als de rechter bepaald heeft dat er sprake is van wederrechtelijk verkregen voordeel en dat dit moet worden betaald dan is het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) verantwoordelijk voor het innen van het geld, net als bij bekeuringen.

Is er eerder beslag gelegd op contant geld, auto’s of andere goederen? Dan mag het CJIB dit geld gebruiken om de vordering te betalen. Ook mogen goederen worden verkocht om daarmee de vordering te voldoen.

Betalingsregeling?

De rechter kan geen betalingsregeling toestaan (wat een rechter overigens wel kan bij een boete). Het CJIB kan wel een regeling treffen. Wil iemand gewoon niet betalen? Dan kan de officier van justitie iemand in gijzeling nemen: in de gevangenis gooien, met het idee dat iemand wel zal gaan betalen na een tijdje gezeten te hebben.

Het is duidelijk dat het geen eenvoudig onderwerp is en dus is het van belang om te zorgen voor goede rechtsbijstand, een advocaat die weet waar hij over praat. Daarvoor bent u bij ons aan het juiste adres.

Even voorstellen

Hallo, mijn naam is Susan Philippi en ik werk vanaf 1 mei 2017 bij Lina Advocaten. Bij deze wil ik mij graag aan u voorstellen.

Ik heb gestudeerd aan de Universiteit Maastricht en ben daar in 2006 afgestudeerd. Op dat moment werkte ik al bij een advocatenkantoor als juridisch medewerker. Na mijn beëdiging tot advocaat op 23 augustus 2006 heb ik mij eerst vooral beziggehouden met personen- en familierecht. In 2007 ben ik aanraking gekomen met letselschadezaken. Deze zaken bevielen mij zo goed dat ik mij heb gespecialiseerd in letselschade oftewel personenschade.

Bij letselschade kunt u denken aan slachtoffers van verkeersongevallen, arbeidsongevallen, medische fouten, mishandelingen of andere letsel veroorzakende gebeurtenissen. Ik help deze slachtoffers om de door hen geleden materiele en immateriële schade te claimen bij de veroorzaker of de verzekeraar van de veroorzaker. Hierbij geldt dat ik de zaak buiten rechte regel als het kan, maar dat ik ook niet aarzel om te procederen als het nodig is.

In mijn vrije tijd houd ik mij bezig met zwemmen, koken, haken en reizen.

Passende arbeid kan bedongen arbeid worden!

Als een werknemer ziek is heeft u als werkgever de plicht om het loon door te betalen; bij een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd gedurende de overeengekomen periode en bij een vast dienst verband gedurende twee jaar lang. Zowel werkgever als werknemer hebben tijdens deze periode re-integratieverplichtingen met als doel dat de werknemer zo snel mogelijk weer aan het (eigen) werk kan.

Passende arbeid

Indien de werknemer niet in staat is om zijn eigen werk (de bij de arbeidsovereenkomst bedongen arbeid) te verrichten, dan moet de werkgever de werknemer passende arbeid aanbieden. De werknemer is verplicht om passende arbeid te accepteren. Wanneer arbeid passend is hangt af van de omstandigheden van het geval. Uitgangspunt is dat het moet gaan om arbeid die redelijkerwijs aan de werknemer kan worden opgedragen waarbij arbeidsverleden, opleidingsniveau, gezondheidstoestand, de afstand tot het werk en loon een rol spelen.

Loondoorbetalingsverplichting

De werkgever heeft – bij een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd – in principe bij elke ziekmelding een loondoorbetalingsplicht van twee jaar, tenzij de periodes van ziekte elkaar binnen vier weken opvolgen; in dat geval worden de ziekteperiodes bij elkaar opgeteld. Is de periode tussen twee ziekmeldingen langer dan vier weken, dan ontstaat een nieuwe loondoorbetalingsverplichting van 104 weken.

Passende arbeid kan bedongen arbeid worden

Het komt voor dat een werknemer in het kader van zijn re-integratie langdurig passende arbeid verricht. Indien hij tijdens deze werkzaamheden opnieuw ziek uitvalt ontstaat er geen nieuwe loondoorbetalingsverplichting van twee jaar voor de werkgever, nu de werknemer in dat geval immers nog steeds arbeidsongeschikt is.

Als tussen partijen op enig moment wordt vastgelegd dat de passende arbeid de nieuwe functie wordt, is de situatie eveneens duidelijk; in dat geval is wel sprake van een nieuwe loondoorbetalingsverplichting als de werknemer ziek uitvalt (er is dan immers sprake van een nieuwe ziekmelding).

Soms is het echter niet duidelijk of de passende arbeid nog steeds moet worden gezien als passende arbeid (en dus afwijkt van de eigenlijke werkzaamheden) of dat deze (voorheen) passende arbeid het eigen (bedongen) werk is geworden. Aspecten die hierbij een rol spelen zijn:

  • Tijdsverloop: passende arbeid kan na verloop van tijd stilzwijgend de bedongen arbeid worden;
  • Re-integratieactiviteit: wanneer de werkgever geen moeite meer doet om de werknemer naar zijn eigenlijke functie te re-integreren, dan kan worden aangenomen dat de passende arbeid de bedongen arbeid is geworden;
  • Omscholing: als de werknemer in het kader van de re-integratie wordt omgeschoold, is snel aannemelijk dat de passende arbeid de bedongen arbeid is geworden.

Financiële gevolgen
Of er op enig moment sprake is van passende arbeid of bedongen arbeid is voor de werkgever van groot financieel belang. Immers, zodra de passende arbeid de bedongen arbeid wordt ontstaat een nieuwe loondoorbetalingsverplichting van 104 weken ingeval de werknemer zich ziekmeldt. Indien de werkgever hiertoe niet de bedoeling heeft gehad, betekent dit een enorme onverwachte kostenpost.

Om te voorkomen dat het omslagpunt (van passende arbeid naar bedongen arbeid) ongemerkt intreedt, is het dus van belang om te blijven communiceren over het re-integratietraject en voorts om duidelijke afspraken te maken met de werknemer. Uiteraard zijn wij graag bereid om u van advies te voorzien of specifieke vragen te beantwoorden.

Ontslag op staande voet, een risicovolle zaak?!

De wet geeft de mogelijkheid aan partijen (werkgever óf werknemer) om onmiddellijk een einde te maken aan de arbeidsovereenkomst op basis van een dringende reden; het zogenaamde ontslag op staande voet.

Het komt zelden of nooit voor dat een werknemer ontslag op staande voet neemt. Des te meer komt een ontslag op staande voet gegeven door de werkgever voor. Dat zo’n ontslag op staande voet niet altijd standhoudt blijkt uit enige voorbeelden, die ik voor u op een rijtje heb gezet naar aanleiding van recente uitspraken van diverse Kantonrechters.

  • Het ontslag op staande voet wegens het opnemen van vakantie zonder overleg/toestemming van werkgever houdt geen stand. (Kantonrechter Alkmaar d.d. 7 februari 2017, AR 2017-0398)
  • Activiteiten werknemer buiten werktijd, vastgesteld door een recherchebureau, leveren geen dringende reden voor ontslag op staande voet op. (Kantonrechter Utrecht d.d. 29 maart 2017, AR 2017-0375)
  • Ontslag op staande voet van een supermarktmedewerkster vanwege het nemen van een hap uit een donut wordt vernietigd. Het ontslag is wel onverwijld gegeven, maar geen dringende reden. (Kantonrechter Zaanstad d.d. 23 maart 2017, AR 2017-0367)

Belangrijk voor u als werkgever

Als werkgever dient u zich, als u wenst over te gaan tot een ontslag op staande voet, goed te informeren omtrent de haalbaarheid van zo’n ontslag op staande voet en te beoordelen of er werkelijk een dringende reden aanwezig is om tot deze stap over te gaan. Anders loopt u namelijk het risico dat u wordt geconfronteerd met een vernietiging van dit ontslag op staande voet, met als gevolg dat u het loon aan de werknemer moet doorbetalen vanaf het moment van het gegeven ontslag.

In bepaalde gevallen is het voor u als werkgever beter om niet te kiezen voor een ontslag op staande voet, maar om te gaan voor een ontbinding via de kantonrechter op basis van hetzelfde feitencomplex dat u eigenlijk had willen aanvoeren als grond voor het ontslag op staande voet.

Tip: raadpleeg dus eerst een advocaat gespecialiseerd in het arbeidsrecht alvorens u deze beslissing neemt.

Belangrijk voor u als werknemer

Als werknemer is het raadzaam, indien u wordt geconfronteerd met een ontslag op staande voet, om onmiddellijk deskundige juridische bijstand door een advocaat, gespecialiseerd in het arbeidsrecht, in te schakelen.

Wacht daar niet te lang mee omdat er in het nieuwe arbeidsrecht sprake is van een korte vervaltermijn, namelijk twee maanden, waarbinnen u als werknemer, indien u het niet eens bent met het gegeven ontslag, in actie moet komen.

Heeft u vragen over het ontslag op staande voet of wordt u hiermee geconfronteerd? Neem dan contact op met een van de arbeidsrechtspecialisten binnen ons kantoor.

Witwassen: wat is dat eigenlijk?

Wanneer u het nieuws volgt ontkomt u er niet aan: het strafrecht. Delicten als diefstal, mishandeling of moord vormen vaak spraakmakende onderwerpen waar iedereen zich gemakkelijk een voorstelling bij kan maken. De grotere ‘schandalen’ betreffen echter vaak economische delicten. Ook in die gevallen bestaat aan media-aandacht geen gebrek, maar aan begrip van de gemiddelde volger vaak wel. Zo ook bij witwassen; wat is dat eigenlijk?

Wat is witwassen?

Wanneer iemand grote sommen geld binnenhaalt met illegale praktijken wil hij het geld natuurlijk uit kunnen geven zonder hier problemen mee te krijgen. Hij moet het geld dan witwassen. Dit wil zeggen dat ervoor gezorgd moet worden dat het lijkt alsof hij op een legale manier aan het geld is gekomen. Dit kan bijvoorbeeld door het opzetten van een bedrijf, waarin vervolgens een fictieve omzet wordt gedraaid. Op papier lijkt het bedrijf dan geld op te leveren, terwijl dit in werkelijkheid niet het geval is. Het geld dat verkregen is uit de criminele activiteiten lijkt echter afkomstig te zijn uit het bedrijf.

Van belang is dat niet meer te achterhalen valt dat het geld eigenlijk afkomstig is uit criminele activiteiten. Witwassen is dus het verhullen of verbergen van de oorsprong van het geld. In veel gevallen zal het bij witwassen gaan om geld, maar dit hoeft niet. De wet spreekt over voorwerpen. De wettekst is dus ruimer, maar voor het gemak zal hier gesproken worden over geld.

Witwassen kan op veel verschillende manieren; het bovenstaande voorbeeld is slechts het topje van de ijsberg. Er zijn nog vele andere en soms zeer complexe methoden om de oorsprong van geld te verhullen of verbergen.

Vormen van witwassen

Witwassen is op drie manieren strafbaar gesteld: opzetwitwassen, gewoontewitwassen en schuldwitwassen.

  • Bij opzetwitwassen is het van belang dat de pleger wist dat het gaat om illegaal geld. Degene die witwast moet dus hebben geweten dat het geld afkomstig is uit illegale praktijken. Het kan zijn dat hij dit vanaf het begin wist, maar het kan ook zo zijn dat hij er op een later tijdstip achter komt. Indien hij dan toch besluit het geld bij zich te houden is er sprake van witwassen;
  • Bij gewoontewitwassen gaat het om het herhalen van opzetwitwassen. Hier doet zich dus de situatie voor dat iemand meerdere malen witwast terwijl hij wist dat het om illegaal verkregen geld ging. Er moet in dat geval wel een verband zijn tussen de verschillende feiten; het enkele herhalen op zichzelf is niet voldoende;
  • Bij schuldwitwassen gaat het om dezelfde feiten als die bij opzetwitwassen strafbaar zijn gesteld. Het verschil zit hem hier in het bestaan van wetenschap over het feit dat het geld verkregen is uit een misdrijf. Waar bij opzetwitwassen vereist is dat de pleger dit wist, is bij schuldwitwassen slechts vereist dat de pleger dit vermoeden had.

Straffen

De meest gestelde vraag in het strafrecht is natuurlijk “wat staat er voor straf op?”

Een eenduidig antwoord is hierop echter niet te geven aangezien de straf afhankelijk is van een aantal factoren:

  • Allereerst is het van belang om te weten welke vorm van witwassen bewezen verklaard kan worden. Zo is de wettelijke maximumstraf van schuldwitwassen (ten hoogste één jaar gevangenisstraf of een geldboete van de vijfde categorie) beduidend lager dan de wettelijke maximumstraf voor opzetwitwassen (ten hoogste vier jaren gevangenisstraf) of gewoontewitwassen (ten hoogste zes jaren gevangenisstraf);
  • Daarnaast zijn de omstandigheden van het geval van belang. Zo wordt er gekeken naar de duur van het witwassen, het (geldelijk) voordeel dat de pleger daarmee heeft behaald en het recidivegevaar (de kans op herhaling). Er kan ook sprake zijn van factoren die in het voordeel van de pleger zijn. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de duur van de strafprocedure.

Wordt u verdacht van witwassen? Neem dan contact op met ons kantoor. Wij helpen u graag verder.

 

Eerste Kamer stemt in met Wet beperking wettelijke gemeenschap van goederen

Op 28 maart 2017 heeft de Eerste Kamer het langverwachte wetsvoorstel tot beperking van de wettelijke gemeenschap van goederen aangenomen. Een veelgehoord misverstand is dat nu iedereen onder huwelijkse voorwaarden trouwt. Niets is echter minder waar.

Onderscheid vermogens

Als u onder de huidige wet in gemeenschap van goederen trouwt, dan is er in principe één vermogen: dat van de echtgenoten samen. Er zijn geen afgescheiden vermogens, met uitzondering van verkregen erfenissen en/of schenkingen met uitsluitingsclausule of zogenaamde verknochte goederen en/of schulden.

Met de wetswijziging komt daar verandering in. Men trouwt nog steeds in gemeenschap van goederen, maar er zijn dan drie vermogens: dat van de echtgenoten samen en ieders eigen vermogen. Hoe ziet dat er dan uit?

  1. Het gezamenlijk vermogen van de echtgenoten bestaat uit alles wat men voor het huwelijk al gezamenlijk in bezit had (bijvoorbeeld een gezamenlijk gekochte woning) en hetgeen men nog verkrijgt gedurende het huwelijk.
  2. Dan is er nog het eigen vermogen van ieder van de echtgenoten. Dit bestaat uit alles wat men voor het huwelijk privé had aan vermogen en schulden en alle verkregen erfenissen of schenkingen (behalve als expliciet is vermeld dat dit gemeenschappelijk vermogen is).

Administratie voeren

Of een goed of schuld toebehoort aan één van de echtgenoten (en dus geen onderdeel is van de gemeenschap) moet kunnen worden aangetoond. Is dat niet mogelijk, dan wordt het aangemerkt als een gezamenlijk goed of schuld. Wil men de privévermogens en privéschulden voorafgaand aan het huwelijk dus echt gescheiden houden, dan moet hierover een administratie worden gevoerd.

En dat is ook direct het grootste punt van kritiek. Als de (toekomstige) echtgenoten geen goede administratie voeren en dus niet duidelijk op papier zetten welke goederen, gelden en schulden voor het huwelijk van wie waren, dan eindigt alles dadelijk alsnog op één hoop en heeft men precies hetzelfde als wat er nu is: een volledige gemeenschap van goederen. De ervaring leert dat (toekomstige) echtgenoten niet nadenken over eventuele gevolgen van een echtscheiding en daardoor een dergelijke administratie niet op orde zullen hebben. In een dergelijke situatie heeft de wetswijziging dus weinig zin.

Erfenissen en/of schenkingen

Een naar mijn mening positieve verandering is het feit dat erfenissen en schenkingen straks niet meer in de gemeenschap vallen, tenzij dit expliciet is bepaald door de erflater of schenker.

In de huidige wet behoren erfenissen en schenkingen tot de gemeenschap van goederen, tenzij er een uitsluitingsclausule staat in het testament of bij de schenking. Veel mensen die een testament hebben of geld schenken willen niet dat dit in de verdeling van de gemeenschap valt als hun kind bijvoorbeeld gaat scheiden. Desondanks wordt de uitsluitingsclausule vaak vergeten. Met de nieuwe wet maakt het niet meer uit of dit vergeten wordt en is het uitgangspunt dat een erfenis of schenking privévermogen is.

Inwerkingtreding

Wanneer de wet in werking treedt is nog onduidelijk. Wel is duidelijk dat de wetswijziging alleen geldt voor de huwelijksgoederengemeenschappen die na de datum van inwerkingtreding ontstaan. Bent u dus al getrouwd in gemeenschap van goederen, dan blijft het huidige recht van toepassing op uw huwelijksvermogen.

Heeft u vragen over de nieuwe regeling, dan kunt u uiteraard contact opnemen met ons kantoor. Wij helpen u graag!

Even voorstellen

Hallo, mijn naam is Denise Haacke. Ik ben nieuw als advocaat bij Lina Advocaten en graag stel ik mij voor.

Ik heb gestudeerd aan de Universiteit van Tilburg, waar ik twee masters heb afgerond op privaatrecht en sociaal recht. Na mijn studie heb ik mij als advocaat gespecialiseerd in het familie- en erfrecht. In dit kader sta ik cliënten onder andere bij in echtscheidingen, omgangs- en alimentatiezaken, uithuisplaatsingen en ondertoezichtstellingen. Persoonlijke problemen waarvoor ik een passende oplossing zoek: in overleg of via de rechter.

In mijn vrije tijd ben ik regelmatig te vinden op de golfbaan. Daarnaast sta ik graag in de keuken om uitgebreid te koken voor familie en vrienden of om allerlei lekkers te bakken.

Geen straf voor steekpartij op Venlose kinderkermis

Roermond, 15 maart 2017

De rechtbank Limburg heeft vandaag bepaald dat een 23-jarige man uit Venlo geen straf krijgt voor het neersteken van een man tijdens de kinderkermis in Venlo in september vorig jaar.

Waar ging de zaak over?

Op de kermis ontstond een heftige vechtpartij tussen de verdachte en een bekende van hem. De verdachte viel de man zonder directe aanleiding aan en er werd over en weer geslagen. Op enig moment slaagde het slachtoffer erin op de verdachte te gaan zitten en met twee handen zijn keel dicht te knijpen. In reactie daarop stak de verdachte het slachtoffer twee keer met een mes in zijn bovenlichaam.

Noodweer

De rechtbank is van oordeel dat bewezen is dat de verdachte schuldig is aan een poging tot doodslag. Hij heeft het slachtoffer immers bewust meerdere keren gestoken in zijn bovenlichaam. De rechtbank legt de verdachte desondanks geen straf op, omdat sprake is geweest van noodweer.

Het slachtoffer verdedigde zich tegen de aanval van verdachte, maar hij ging daarin te ver op het moment dat hij bewust probeerde de verdachte te wurgen. Het lukte de verdachte niet het slachtoffer van zich af te krijgen en hij verslapte. Op dat moment had de verdachte geen andere keuze dan het steken met het mes.

Het geweld tegen het slachtoffer was niet disproportioneel, zo vindt de rechtbank. Toen het slachtoffer er door omstanders op werd gewezen dat hij was gestoken, stopte hij pas met het wurgen. Op dat moment stopte ook de verdachte met steken.

De verdachte is met andere woorden wel schuldig is aan een poging tot doodslag, maar hij is niet strafbaar, omdat hij zichzelf verdedigde. De verdachte wordt daarom ontslagen van alle rechtsvervolging.

Wat als iemand een gevaar vormt voor zichzelf of voor een ander?

Als iemand een gevaar vormt – door een psychische stoornis -, dat gevaar alleen door een opname in een ziekenhuis kan worden afgewend en de persoon zelf wil niet worden opgenomen, dan bestaat de mogelijkheid dat de officier van justitie zelfstandig of op verzoek van een arts (huisarts, behandelaar of geneesheer-directeur) of een direct-betrokkene (ouder, echtgenoot, broer, zus, opa, oma, kind, voogd, curator of mentor) een procedure ter verkrijging van een rechterlijke machtiging opstart.

Wat is een rechterlijke machtiging?

Een rechterlijke machtiging is een beslissing van een rechter om iemand gedwongen te laten opnemen in een psychiatrisch ziekenhuis. Als er sprake is van een acute noodsituatie dan zal de spoedprocedure tot inbewaringstelling worden gevolgd. Een rechterlijke machtiging wordt door de officier van justitie aangevraagd als er acute haast is bij een gedwongen opname.

De rol van de huisarts

Ook een huisarts kan betrokken zijn bij een gedwongen opname. Hij kan de betrokkenen ondersteunen met advies. Soms neemt de persoon in kwestie zelf contact op met de huisarts, maar het is ook mogelijk dat mensen uit de omgeving de huisarts bellen voor hulp. Als de huisarts betrokkene zelf niet kan helpen en als de situatie acuut is, dan zal hij contact opnemen met de crisisdienst. Deze dienst kan vervolgens een procedure opstarten voor een inbewaringstelling of rechterlijke machtiging.

De geneeskundige verklaring

Voor de afgifte van een rechterlijke machtiging is een geneeskundige verklaring nodig. Deze verklaring moet recent genoeg zijn om informatie te geven over de huidige situatie. De verklaring mag daarom niet veel ouder zijn dan een paar dagen. Verder moet de verklaring gemaakt worden door een onafhankelijke psychiater, AVG-arts (arts voor verstandelijk gehandicapten), specialist ouderengeneeskunde of de geneesheer-directeur van een instelling met Bopz-erkenning.

Procedure

Uiteindelijk oordeelt de rechter over de daadwerkelijke afgifte van de rechterlijke machtiging nadat er een hoorzitting heeft plaatsgevonden. Via de Raad voor Rechtsbijstand krijgt de persoon in kwestie een advocaat toegewezen. Ook deze advocaat is aanwezig bij het verhoor door de rechter. De bijstand van de advocaat is gratis.

Als de persoon in kwestie niet in staat is om voor de hoorzitting naar de rechtbank te komen, dan gaat de rechter naar de persoon toe. Meestal roept de rechter ook de volgende personen op om bij de hoorzitting aanwezig te zijn:

  • degene die de rechterlijke machtiging heeft aangevraagd;
  • de psychiater die de geneeskundige verklaring opstelde;
  • de behandelaar van de persoon in kwestie;
  • de eventuele partner.

De rechter kan ook getuigen en deskundigen oproepen. De advocaat kan daar ook om vragen. Een deskundige kan een onafhankelijke psychiater zijn die zijn mening zal geven over de rechterlijke machtiging. Dit wordt een “contra-expertise” genoemd. Als de rechter vindt dat er sprake is van gevaar dat wordt veroorzaakt door een psychische stoornis, er geen minder ingrijpende oplossing is dan een gedwongen opname en de persoon in kwestie niet bereid is tot een vrijwillige opname, dan geeft de rechter een rechterlijke machtiging af. Wat volgt is een opname in een psychiatrisch ziekenhuis.

Mocht u vragen hebben over de rechterlijke machtiging, dan kunt u uiteraard contact opnemen met ons kantoor.

Ongeval veroorzaakt door niet goed gekrabde autoruiten? Strafbaar feit!

Wat gebeurde er?

In Ede veroorzaakte een automobilist een ongeval op een rotonde. Hij zag een fietser over het hoofd doordat hij zijn ruiten niet goed had gekrabd. De fietser kwam ten val en liep een hersenschudding en een verwonding aan z’n hoofd op.

De politie komt ter plaatse en constateert dat de automobilist zijn autoruiten die ochtend niet goed gekrabd heeft. De politie maakt een proces-verbaal op van deze bevindingen. Nu de automobilist verantwoordelijk is voor de staat van het voertuig wordt hij hier door de officier van justitie op aangesproken.

De officier van justitie die de automobilist had gedagvaard, vroeg tijdens de terechtzitting aan de politierechter om de automobilist een werkstraf op te leggen van 80 uur en een rijontzegging van 6 maanden.

Wat doet de rechter?

De rechter komt tot de conclusie dat de niet gekrabde ruiten hebben bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval. De rechter veroordeelt de automobilist niet tot een werkstraf, zoals de officier van justitie had gevraagd, maar tot een onvoorwaardelijke geldboete van 600 euro. Ook mag de automobilist 3 maanden niet rijden.

De rechter weegt in zijn oordeel mee dat de automobilist spijt heeft van zijn gedrag, hij na het ongeval contact heeft gehad met het slachtoffer en voorts dat hij een blanco strafblad heeft; hij werd niet eerder door een rechter veroordeeld.

Boete of strafbeschikking?

Het komt regelmatig voor dat we gebeld worden door mensen die een boete hebben gekregen van de politie. Die boete kan een ‘gewone’ bekeuring zijn, maar het kan ook een strafbeschikking zijn. Is dat laatste het geval dan moet u wakker schrikken: een strafbeschikking is van een andere orde dan een gewone bekeuring.

In het geval van de niet gekrabde ruiten had de politie zelf kunnen bekeuren als er geen ongeval was veroorzaakt. Nu hiervan wel sprake was, mocht de politie de zaak niet zelf afhandelen. De officier van justitie had een strafbeschikking kunnen geven, maar heeft ervoor gekozen om in plaats daarvan de bestuurder van de auto te dagvaarden. Waarom? Dat weten we niet. Mogelijk had dit te maken met de ernst van het letsel van de fietser.

Als u een strafbeschikking accepteert, dan kan dit betekenen dat u een aantekening op uw strafblad krijgt (als u nog geen strafblad had, dan krijgt u dat hierdoor). De strafbeschikking kan dus, net als een veroordeling of het accepteren van een transactie, worden opgenomen in uw Justitiële Documentatie (uw strafblad). Is de boete hoger dan € 100,- of heeft u de strafbeschikking gekregen omdat u een misdrijf zou hebben gepleegd? Dan zal er doorgaans een aantekening op uw strafblad plaatsvinden. Bij overtredingen waarbij een boete van minder dan € 100,- wordt opgelegd volgt dus geen aantekening. Overigens maakt het daarbij niet uit dat u de strafbeschikking hebt gekregen omdat u kentekenhouder was van het voertuig en niet de daadwerkelijke bestuurder van de auto waarmee de overtreding of misdrijf werd gepleegd.

Ik schreef eerder een blog over de strafbeschikking; wilt u hier meer over lezen dan kunt u hier klikken.

U kunt tegen een strafbeschikking ‘verzet aantekenen’ als u het er niet mee eens bent. Een strafbeschikking kan ook gevolgen hebben voor het afgeven van een Verklaring Omtrent het Gedrag. Wilt u hier meer over weten dan kunt u natuurlijk met ons bellen.

Conclusie

  1. Ruiten krabben kan ongelukken voorkomen.
  2. Veroorzaakt u een ongeval waarbij niet gekrabde ruiten de oorzaak zijn, dan kunt u daarvoor veroordeeld worden door de strafrechter.
  3. Een veroordeling zal u (bij de eerste keer) een geldboete opleveren en een rijontzegging.
  4. Door de veroordeling krijgt u een strafblad, hetgeen problemen kan opleveren bij het aanvragen van een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG).

 

De beslagvrije voet; wanneer wordt hier rekening mee gehouden?

Soms bent u even niet in staat om uw rekeningen te betalen. Als deze situatie enige tijd aanhoudt kunt u te maken krijgen met loonbeslag, waarbij een deel van uw salaris of uitkering rechtstreeks wordt uitbetaald aan een of meer beslagleggers. Hier komt vaak een deurwaarder bij kijken.

Omdat u geld nodig heeft om uw vaste lasten te betalen mag u een deel van uw inkomen houden. Het bedrag dat hiervoor gereserveerd is heet de beslagvrije voet en hierop mag dus geen beslag gelegd worden. Zonder beslagvrije voet zou het immers kunnen dat iemand geen enkel inkomen meer overhoudt.

Wanneer geldt een beslagvrije voet?

De beslagvrije voet wordt gehanteerd bij inkomsten uit:

  • loon;
  • uitkeringen op grond van sociale zekerheidswetten (uitgezonderd kinderbijslag);
  • pensioen en lijfrente;
  • levens-, invaliditeits-, ongevallen- of ziekengeldverzekering;
  • alimentatie;
  • bezoldiging voor ambtenaren;
  • voorlopige teruggaaf heffingskortingen.

De beslagvrije voet is dus niet van toepassing op:

  • freelance-inkomen;
  • VUT-uitkeringen;
  • vergoeding gemeenteraadslid;
  • huurtoeslag;
  • zorgtoeslag.

In situaties waarin de beslagvrije voet niet geldt kan deze wel door de kantonrechter van toepassing worden verklaard. U moet dan aantonen dat u over onvoldoende middelen van bestaan beschikt.

Hoe hoog is de beslagvrije voet?

Afhankelijk van uw situatie en leeftijd gelden bepaalde basisbedragen. In principe bedraagt de beslagvrije voet 90% van de toepasselijke bijstandsnorm. Voor de actuele normen klikt u hier.

Een beslagvrije voet kan hoger of lager worden door bepaalde omstandigheden. Zo wordt de beslagvrije voet verhoogd met de woonkosten die overblijven na aftrek van de normhuur en de ontvangen huurtoeslag of woonkostentoeslag. Daarnaast speelt de premie voor uw ziektekostenverzekering een rol; de beslagvrije voet wordt verhoogd met het bedrag dat resteert na aftrek van de zorgtoeslag en de in de bijstandsnorm begrepen normpremie. Tot slot wordt rekening gehouden met de hoogte van de inkomsten van uw partner.

De beslaglegger stelt de definitieve beslagvrije voet vast naar aanleiding van de gegevens die hem bekend zijn. Zorgt u er daarom voor dat hij over alle relevante informatie kan beschikken. Zonder deze informatie zal vaak een lager bedrag worden vastgesteld dan waar u recht op heeft.

Wilt u weten of in uw geval een beslagvrije voet van toepassing is en, zo ja, hoe hoog deze is, klik dan hier.

Let op: indien u een achterstand van zes maanden heeft in de betaling van uw zorgpremie, dan meldt uw zorgverzekeraar u aan als wanbetaler bij het Zorginstituut Nederland. Vanaf dat moment betaalt u de (hogere) bestuursrechtelijke premie die door middel van bronheffing rechtstreeks wordt ingehouden door uw werkgever of uitkeringsinstantie. De bestuursrechtelijke premie wordt betaald uit de beslagvrije voet. U ontvangt vervolgens slechts het restant, de beslagvrije voet min de bestuursrechtelijke premie. Uw zorgpremie hoeft u dan uiteraard niet ook nog zelf te betalen.

Wetsvoorstel vereenvoudiging beslagvrije voet

Op 13 december 2016 is het wetsvoorstel vereenvoudiging beslagvrije voet aangeboden aan de Tweede Kamer. Dit wetsvoorstel moet ervoor zorgen dat de berekening van de beslagvrije voet eenvoudiger wordt en dat beslagleggende partijen beter op de hoogte zijn van elkaars incassoactiviteiten. Uitgangspunt van het nieuwe systeem is dat de benodigde gegevens niet langer door de schuldenaar zelf hoeven te worden verstrekt, maar kunnen worden opgehaald uit bestaande registers. De kans dat belangrijke gegevens gemist worden wordt hierdoor kleiner, waardoor mensen met schulden voldoende geld overhouden om van te leven en niet verder in de problemen komen.

Heeft u vragen over de beslagvrije voet of wilt u weten of deze in uw situatie van toepassing is? Neem dan contact op met ons kantoor zodat wij u van de juiste informatie kunnen voorzien.

 

Levenslang is geen levenslang meer

Tot halverwege dit jaar nam Nederland in vergelijking tot de rest van Europa een uitzonderingpositie in wat betreft de levenslange gevangenisstraf. Levenslang was ook echt levenslang. Er was wel een mogelijkheid tot vervroegde vrijlating, de gratie, maar deze werd in de praktijk vrijwel nooit verleend. Voor de ongeveer 40 mensen die op dit moment een levenslange gevangenisstraf in Nederland uitzitten betekende dit dat ze geen uitzicht hadden op bijvoorbeeld een rechterlijke toetsing of een mogelijkheid tot voorwaardelijke invrijheidsstelling. Hier is op 5 juli 2016 echter verandering in gekomen. De Hoge Raad heeft toen bepaald dat de gang van zaken omtrent levenslang toch echt moet gaan veranderen. Levenslang moet ‘toekomstbestendig’ worden gemaakt. Het gaat hier om de vraag of een levenslange gevangenisstraf een schending van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens oplevert. Anders gezegd: is er sprake van een van een onmenselijke of vernederende bestraffing? De Hoge Raad is van oordeel dat een levenslange gevangenisstraf in beginsel niet zo’n schending oplevert, mits er ten tijde van het opleggen van de straf een reële mogelijkheid tot herbeoordeling bestaat. Dit houdt concreet in dat er na 25 jaar een toetsmoment zal plaatsvinden. Er wordt dan gekeken of een verdere tenuitvoerlegging van de straf niet meer gerechtvaardigd is omdat de veroordeelde zodanig is verandert en er voldoende vooruitgang is geboekt in het resocialisatieproces (het proces van langzaam klaargestoomd worden om terug te keren in de maatschappij). Hiervoor zullen er door de regering criteria moeten worden ontwikkelt, zodat voor de veroordeelde ook duidelijk is waar hij/zij aan moet voldoen. Voldoet de veroordeelde niet aan de criteria dan dient er ook een periodieke mogelijkheid tot herbeoordeling te zijn. Dit alles moet vorm gegeven worden voor uiterlijk 5 september 2017. Ondanks dat de criteria nog verder dienen te worden ontwikkelt zien we dat hier in de praktijk door de rechtspraak al mee aan de slag wordt gegaan. Recentelijk werd door het Gerechtshof Den Haag nog beslist dat de rehabilitatieactiviteiten een positieve verplichting van de Staat zijn. Het komt er dus op neer dat de overheid zich hier actief voor moet inzetten. Ook is besloten dat er met deze activiteiten gestart moet worden vóór het eerste toetsmoment, dus al voor de eerdergenoemde termijn van 25 jaar. Levenslang is niet langer meer levenslang.

Voor de liefhebbers: de uitspraak kan nagelezen worden op www.rechtspraak.nl, Hof Den Haag 11 oktober 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:2971.